Lamia Makaddam is een Tunesische
auteur, die in Nederland woont en werkt. Zopas verscheen van haar een tweede
dichtbundel. Werd Je zult me vinden in
elk woord (Jürgen Maas 2020) nog vertaald door Abdelkader Benali, dan stond
ditmaal Djûke Poppinga in voor de omzetting van de Arabische tekst in een
sprankelend Nederlands.
Vrijetijdsgedichten is in
ieder geval aparte poëzie. De verbeeldingswereld van de dichter is herkenbaar
en tegelijk opmerkelijk, en haar teksten hebben de vorm van brokstukken proza,
alsof ze weigeren om gewoonweg poëzie te zijn. Die keuze lijkt niet toevallig,
aangezien het om teksten gaat die nadrukkelijk geschreven zijn in de marge van
het alledaagse, doelgerichte en routineuze bestaan. In die zin staan ze haaks
op de prestigieuze en eenzame bezigheid die doorgaans met het schrijven van
gedichten wordt geassocieerd. Daarenboven geeft deze structuur de auteur de
mogelijkheid om een soort van verhalende intrige in haar werk aan te brengen en
dat te doorkruisen met een web van terugkerende beelden en motieven.
Die vrijetijd valt
overigens letterlijk te nemen. Vanaf de eerste regels wordt het schrijven in
contrast geplaatst met de gangbare ‘nuttige’ taken. Her vers krijgt slechts
gedeeltelijk vorm doordat het lyrische ik het huis moet poetsen en op stap moet
om boodschappen te doen. Half-ironisch heet het aan het einde van het (half
afgewerkte) vers dat het een goede dag is geweest, van de koelkast staat vol en
de keukenvloer blinkt kraaknet. De poëzie moet blijkbaar inboeten aan de noden
van het leven. Dat contrast tussen schrijven en leven vormt een constante in de
bundel. Het lijkt alsof de ik voortdurend gestoord wordt in haar literaire
ambities, terwijl natuurlijk net in die storende factoren de confrontatie met
de wereld en de inspiratie voor het schrijven zelf gelegen is. Die wereld neemt
uiteenlopende gedaanten aan. Er zijn de herinneringen aan de eigen jeugd, die
beladen zijn met trauma’s rond een moeizame identiteit: daarbij valt de
weigering op om zich, ook als kind, zonder meer te conformeren aan de
verwachtingen van anderen (die vaak de gedaante aannemen van patriarchale
machten). In het heden zijn er de besognes van een stukgelopen relatie en de
activiteiten als tolk voor vluchtelingen, iemand die permanent de verbijsterende
verhalen van anderen moet aanhoren en zelf hervertellen.
De druk van die ervaringen wordt verbeeld in het motief van
de glaucoom; de ogen zijn naar binnen gekeerd en glazig omdat ze weerstand
bieden tegen de priemende kracht van al dat geweld. Die dreigende blindheid
creëert dan weer de verbeelding en de literaire activiteit. Het lyrische ik
praat tegen zichzelf en gaat het gesprek aan met een mythisch boek. Het lijken
details, maar het zijn bijzonder krachtige metaforen om de eigen identiteit op
te roepen. De anekdotes van Makaddam krijgen daardoor iets exemplarisch, ze
omkaderen het leven en maken het inderdaad tot waardevolle literatuur.
Klassieke poëzielezers zullen misschien ontgoocheld zijn door het achterwege
blijven van de gangbare poëtische ingrediënten (vooral de visuele structuur van
het gedicht is hier onderbelicht), maar daartegenover staat een verbale kracht
en een opmerkingsvermogen die herkenbaarheid combineren met subtiele maar niet
mis te verstane vervreemding. Een leven krijgt zo extra reliëf, in een reeks
verontrustende beelden en verhalen.
Lamia Makaddam: Vrijetijdsgedichten,
Jürgen Maas, Amsterdam 2023, 46 p. ISBN 9789491921971.
Vertaling uit het Arabisch door Djûke Poppinga. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan