Ilja Leonard Pfeijffer: een eloquent
docent met een onprettige boodschap
Een dag voor ik aan deze recensie
begin te schrijven, communiceert een parlementslid zijn vertrek uit de
nationale politiek met deze woorden: ‘Een nieuwe Zwarte Zondag kondigt zich
aan, een pikzwarte deze keer. Ons politiek systeem is oud, moe en versleten. We
moeten revolutie maken voordat die uitbreekt, zei Nederlands politicus Hans Van
Mierlo ooit. De revolutie staat op uitbreken. De tijd om ze nog zelf te maken,
wordt steeds korter.’
Het lijkt wel een quote van de marketingafdeling van
uitgeverij De Arbeiderspers, waar het nieuwe, vuistdikke (772 pagina’s verhaal
plus nog 172 bladzijden nawerk) boek van Ilja Leonard Pfeijffer net is verscheen:
Alkibiades. Die historische roman gaat namelijk precies over een
tijdperk waarin de toen nog prille democratie – toentertijd een revolutionaire
staatsvorm – zwaar onder druk kwam te staan en uiteindelijk ten onder ging. Zoals
het een goeie historische roman betaamt, verhaalt Alkibiades niet alleen
over een spannende episode uit de geschiedenis, maar houdt hij ook een spiegel
voor. Wie parallellen met vandaag wil zien, zal onder andere herkennen: een epidemie
met grote impact, inflatie, het belang van retoriek in de politiek, de
aantrekkingskracht van het populisme, de roep om een sterke leider, de
verleidingen van een meer communistisch systeem of het achternahollen van de
publieke opinie door de politici. En de teleurstelling van leiders die een
visie of een langetermijnplanning hebben.
Het is 450 voor Christus in
Athene als Alkibiades wordt geboren. Opgevoed wordt hij door de grote redenaar
en politicus Perikles en zelf zal hij zich ontwikkelen tot een van de
belangrijkste leiders van Athene. Hij wordt militair aanvoerder, strateeg,
ambassadeur – een succesvolle carrière in leger en politiek, maar ook in de
sport, want en passant wordt hij ook nog kampioen tijdens de Olympische spelen.
Wat je noemt ‘geslaagd’, maar niet ongecontesteerd, want meermaals probeert men
hem te discrediteren of af te zetten, zeker als er militaire campagnes verloren
worden. Dan mort het volk en wil het een zondebok. Zo moet hij op een bepaald
moment vluchten naar aartsvijand Sparta, waar hij zijn diensten aanbiedt, maar
zich een intrigant toont door uiteindelijk toch zijn geboortestad te helpen. Waarna
hij in Sparta ter dood veroordeeld wordt en naar Perzië moet uitwijken, maar
alsnog gerehabiliteerd wordt en zijn veroveringstochten voor Athene verderzet.
Als hij zijn hand overspeelt en zich in een uitzichtloze oorlog stort, moet hij
opnieuw emigreren en uiteindelijk wordt hij vermoord in 404 voor onze
jaartelling.
Alkibiades
wordt beschreven als een uitzonderlijk knap man: mooi, eloquent (ondanks een
licht spraakgebrek), met een heldere visie op de uitbreiding van het Atheense
rijk, uitblinkend in strategie. Maar dat maakt hem ook ambigu, want al die
eigenschappen hebben net zo goed een keerzijde, die hij evenzeer inzet. Zijn
schoonheid werkt verblindend, zijn mooie woorden zijn soms enkel retoriek, hij
is machtsgeil en doortrapt. Pfeijffer tekent hem ook enigszins genderfluïde: met
lange haren, een voorliefde voor mooie stoffen, de jarenlange liefdesrelatie
met Socrates en de slagzin ‘Geen man zal ooit een groot man zijn als hij niet
ook een vrouw durft te zijn' – niet voor niets weet hij te ontsnappen verkleed
als vrouw. Of dat in de door en door mannelijke maatschappij die het klassieke
Griekenland was nu wijst op bijzondere empathie of net een teken is van
verweking wordt niet helemaal duidelijk. En of Alkibiades nu de mogelijke
redder van de democratie was of net het einde ervan bewerkstelligde, ook dat is
open voor interpretatie.
Wat je te lezen krijgt, zijn redevoeringen voor het
parlement en politique politicienne met de bijbehorende allianties,
kuiperijen, afrekeningen en het uit de weg ruimen van tegenstanders. En verder
veel, heel veel, ontzettend veel, overdadig veel veld- en zeeslagen. Ik voelde
mij tijdens de lectuur opnieuw in de les Grieks van destijds – een jongetje dat
leest over krijgers die ten strijde trekken: de uitvoerige beschrijvingen van
de vloot, de wapenrustingen, de bewegingen van het leger, de verliezen van
manschappen en uiteindelijk de nederlaag of winst. En dat alles in een stijl
die doet denken aan de omslachtige vertalingen van Griekse teksten in bijzonder
lange, on-Nederlandse zinnen. Enerzijds is dat geweldig, want daarmee gaat
Pfeijffer – altijd al een van de meest welsprekende schrijvers van ons
taalgebied – in tegen de minimalistische tendens in onze literatuur die doet
alsof we enkel nog zinnetjes voor eerste lezertjes aankunnen. Anderzijds maakt
het Alkibiades ook taai. Je merkt dat Pfeijffer geïnspireerd is door
Homerus en de klassieke geschiedschrijvers zoals Xenophon en Thucydides voor de
stukken over oorlog, door de antieke retoriek voor de redevoeringen en voor de
wijsgerige dialogen door Plato. Pfeijffer was altijd al een literaire kameleon
die stijlen imiteerde; hier heeft hij het arsenaal aan klassieke vormen
uitgetest. Verder zit er overigens bijzonder weinig dialoog in de roman. Dat
heeft te maken met het feit dat het boek opgezet is als de memoires van
Alkibiades, maar ook omdat de antieke literatuur de roman als zodanig niet
kende en dialoog op dat moment vooral een concept is uit de toneelliteratuur.
Behalve het
taalgebruik dat zich tot zinsontleding leent, draagt ook het feit dat Pfeijffer
in dit boek en in de bijbehorende marketingcampagne voortdurend loopt te
doceren, toe aan het gevoel dat je weer op de schoolbanken zit. In de aanloop
naar de publicatie van de roman, die in zijn opzet iets wegheeft van een
doctoraatsstudie, werden er al filmpjes gelanceerd waarin de schrijver (soms
met schoolbord en al) concepten uitlegt die voor een goed begrip van het boek
belangrijk zijn, in interviews contextualiseerde en interpreteerde hij als een
minzame leraar zijn roman, maar ook in de tekst zelf (en in het uitvoerige
nawerk met onder andere een namenlijst, een tijdslijn en een toelichting over
‘Geld, maten, maanden’) worden die nog eens uiteengezet. Het maakt dat je
kennis over de oudheid in kort bestek stevig geüpdatet wordt, maar het
verstoort tegelijk de lectuur. Wie de sprankelende, grappige Pfeijffer van La superba,
Brieven
uit Genua of Grand Hotel
Europa verwachtte, krijgt hier een doodserieuze docent Grieks met een
onaangename waarschuwing. Uiteindelijk is de boodschap van dit boek immers
dezelfde als die van Grand Hotel Europa: het westen gaat ten onder.
Alleen mist Alkibiades de vaart, de humor en de ironie van die eerdere
klepper. Dat heeft er vast mee te maken dat Pfeijffer na die roman, waarin nog
een spel met feit en fictie werd gespeeld (lang zijn handelsmerk), zijn
geliefde stijlfiguur afzwoer in Ondraaglijke lichtheid. Over het nut en
nadeel van de ironie voor het leven. Wie dacht dat dat toen ironie in het kwadraat was, moet in Alkibiades vaststellen dat hij het meende. Misschien voelde Grand Hotel Europa te veel als een Cassandravoorspelling en moest de boodschap deze keer helderder,
minder ambigu. Het maakt Pfeijffer een niet minder knap schrijvend auteur, maar
wel minder aangenaam om lezen.
Waar Pfeijffer deze keer ook aan
lijkt te verzaken, is de inzet van zijn alter ego in de roman. Hoewel. In veel
interviews werd gevraagd of hij met zijn manen, zijn welbespraaktheid en zijn gedistingeerde
pakken niet op Alkibiades lijkt, waarop de schrijver dan monkelend toevoegde: ‘Je
vergeet nog dat hij de mooiste man was.’ Ik denk dat de schrijver zich eerder
laat herkennen in de figuur van Socrates (ook langharig, maar eerder een beest
dan een beauty). Het slothoofdstuk, geschreven door Alkibiades’ tweede vrouw,
lijkt toegevoegd om een vrouwelijk perspectief te bieden (dat door de aard van
het onderwerp – de oudheid was een heel mannelijke wereld – nagenoeg afwezig is
in de rest van het boek), iets wat geroemd werd door de (veelal: vrouwelijke) interviewers.
In dat laatste hoofdstuk, een soort detectiveverhaal waarbij de moordenaar en
de motieven voor Alkibiades’ dood worden gezocht, wordt echter nog één cruciale
gebeurtenis beschreven die door het hoofdpersonage niet meer zelf kan worden
verteld omdat ze zich na zijn overlijden afspeelt, maar die wel het echte einde
van een tijdperk van vrijheid markeert: de veroordeling en gedwongen zelfdoding
van Socrates. Deze filosoof die met schijnbaar naïeve, maar vervelende vragen
de onprettige waarheid blootlegde, wordt het zwijgen opgelegd. Daar zit in deze
roman het portret van de schrijver, en zo lang die met zijn op het eerste
gezicht onschuldige verhaal de communis opinio ter discussie mag blijven stellen,
is alles nog niet verloren.
Ilja Leonard Pfeijffer: Alkibiades,
De Arbeiderspers, Amsterdam 2023, 944 p. ISBN 9789029549868. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan