6+ - De kans is groot dat u van de
Zweedse kunstenaar Hilma af Klint nog nooit gehoord hebt. Veel kleiner is de
kans dat u Mondriaan of Kandinsky niet kent (van hen laten we zelfs de
voornamen weg). Maar sinds een expositie in het Guggenheim in 2018 is de ster
van Hilma af Klint, pionier van de abstracte kunst (1862-1944), rijzende. Met meer
dan 600.000 bezoekers werd het de drukst bezochte tentoonstelling van het New
Yorkse museum ooit. Daar zit volgens de Zweedse criticus en curator Daniel
Birnbaum ook het feit voor iets tussen dat ‘ze de juiste vrouwelijke kunstenaar
op het juiste moment [is], na #MeToo en de aandacht die vrouwen de voorbije
jaren hebben opgeëist’.
Maar in de eerste plaats is er uiteraard haar werk
zelf, en het verhaal dat daarbij hoort. Dat werk en dat verhaal heeft
prentenboekenmaker Harriët van Reek, in opdracht van het Kunstmuseum Den Haag -
waar nog tot 25 februari 2024 de dubbeltentoonstelling Levensvormen, met
ook werk van Mondriaan, loopt -- en uitgeverij Leopold, prachtig verbeeld in Hilma
af Klint. Op zoek naar het onzichtbare.
Af Klint en Van Reek hebben wel wat gemeen, moet
men gedacht hebben voor dit prentenboek tot stand kwam: een fascinatie voor de
natuur -- de planten, de dieren -- en een stijl die hen tot buitenbeentjes
maakt. Met gepriegelde krulletjes en lijntjes (in Van Reeks wereld vaker
letters), wormpjes, takjes en slakjes. ‘Misschien’, zo laat Van Reek haar
verhaal beginnen, ‘is het wel begonnen op het eiland Adelsö’. Van Reek zet een
meisje neer in een rozerood badpak en dito zwemmutsje, dat we vanop de rug zien
tegen de achtergrond van de beroemde Zweedse meren en eilandjes, met een
zeilboot, een opgaande zon of net diezelfde avondrode, en een gans als van Nils
Holgersson die overvliegt.
Hilma speelt en groeit op in de
natuur tijdens de zomer, omringd door groen en beestjes. Subtiel met het blauwe
emmertje en de rode en de gele bal geeft Van Reek al een visueel knipoogje naar
Mondriaan. De vlinder keert terug in Hilma’s vlinderdas (of zevenpuntige ster?)
en de zon in de besjes en haar jurkknopen. In de winter, zo leren we, woont
Hilma in de stad, waar gele broodjes worden gebakken voor het feest van het
licht, mooi gevouwen in de vorm van een lemniscaat, dat ook weer iets van de
vlinder(das) heeft. Is Hilma al naar oneindigheid op zoek, als ze denkt ‘aan de
toekomst’?
We
zien het meisje in de dag en de nacht, en na die zomer en winter is Hilma
twintig en gaat ze naar de kunstacademie. ‘Kun je ook dingen tekenen die je
niet kunt zien?’ vraagt Hilma. De leraar wijst dat af, maar daarmee houden
Hilma’s vragen niet op. ‘Wat zit er onder en in en achter alle dingen? Wat is
er boven de aarde, in de sterrenhemel, in het heelal? Zijn er dingen die wel
bestaan, maar die wij niet kunnen zien? Onzichtbare dingen?’ Het zijn vragen die
haar werk een andere richting in sturen, en Harriët van Reek laat Hilma naar
boven kijken, weg van de leraar. In haar hand houdt ze een veeleer klassiek
schilderij dat Zomerlandschap had kunnen zijn, en zelf wandelt ze tussen
de zwarte en witte zwanen van haar schilderij Groep IX, De Zwaan. Over
de prent zie je gele en blauwe bollen, maantjes of luchtbellen opduiken.
De vriendschap van
‘De vijf’ wordt verbeeld (Hilma af Klint zag zichzelf als de leidster van een
groepje van vijf bevriende kunstenaressen) en Van Reek beschrijft dat zij zich
liet leiden tegen de achtergrond van de ontwikkelingen van toen: ‘Ze probeerden
te zien wat je niet kunt zien met je blote oog, net als een röntgenstraal’. Van
Reek breekt door de ovale plaatjes en kaders waarin ze het verhaal tot dan
vertelde en laat Hilma mee opgaan in bladvullende geometrische patronen,
waarbij de schilderes met haar kwast door tijd en ruimte lijkt te trekken. Heel
wat elementen die een nieuwe fase in haar werk inluidden (en die Af Klint bij
leven slechts aan een publiek van intimi toonde) beeldt Van Reek hier af.
‘Ik ga het
onzichtbare schilderen’, zei Hilma. ‘Het wordt een reusachtig werk.’ Samen met
haar vriendin Anna toog ze aan het werk. Beïnvloed door de ideeën uit de
antroposofie en van Rudolf Steiner en door stemmen in haar hoofd (die Van Reek
hier ook benoemt) schildert ze een zevenpuntige ster en ‘iets wat nog nooit
iemand gemaakt heeft’, ‘zo hoog en zo breed als Hilma’s houten huis’, met
heldere kleuren die in schril contrast staan tot het pastel van de eerste
bladzijden. De wensdroom van een tempel, de zeilboot, het voornemen om haar
werk te bewaren voor de mensen van de toekomst maken de cirkel rond. In een
hoekje op het laatste blad staan de eerste Mondriaan-fans met hun gadgets uit
de museumshop al te koekeloeren. Om het (hele) universum van deze lang vergeten
en onderschatte kunstenares te ontdekken, net zoals je je na dit prentenboek
amper kan bedwingen.
Je vraagt je af hoe ze dat blijven doen, het
Kunstmuseum en uitgeverij Leopold. Al twaalf jaar verschijnen
kunstprentenboeken waarbij een prentenboekmaker van vandaag duikt in het leven,
het oeuvre, de geschiedenis van een kunstenaar van wie het werk tijdelijk te
zien is in de Zuid-Hollandse hoofdstad. En opnieuw kunnen we met het werk van
de twee kunstenaars spreken van een droomhuwelijk.
Harriet van Reek: Hilma af Klint. Op zoek naar het
onzichtbare, Leopold, Amsterdam/Gemeentemuseum Den Haag 2023, 28 p. : ill. ISBN
9789025885762. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan