Op 5 februari 2024 overleed Walter
van den Broeck op 82-jarige leeftijd. Hij werd geboren op 28 maart 1941 in een
arbeiderswijk in Sint-Jozef-Olen. Volgens Jos Borré, die eerder al een
monografie wijdde aan Van den Broeck en binnen ons taalgebied zonder meer als
dé kenner van het oeuvre van de auteur kan worden beschouwd, heeft de biografie
van Van den Broeck ‘een lange voorgeschiedenis, waarin vooral het avontuurlijke
leven van zijn grootvader Peter Jules richting heeft gegeven aan dat van zijn
nakomelingen.’ Van den Broeck somde zelf
al zijn (bekende) voorvaderen op in Aantekeningen van een stambewaarder (1977).
Borré
situeert, analyseert en evalueert de roman in het openingshoofdstuk van zijn
biografie en legt meteen zijn aanpak bloot: Thuiskomen is geen biografie
in de klassieke zin van het woord, geen louter chronologisch opgezet geheel van
feitelijke gegevens, maar een benadering van leven en werk vanuit de
basisgedachte dat het engagement van Van den Broeck altijd ingebed is geweest
in ‘een weloverwogen literaire reflectie over hoe een auteur met de
werkelijkheid kan of moet omspringen en welke invloed literaire werken kunnen
hebben op de samenleving; met andere woorden: welke rol de schrijver heeft in
de maatschappij waarin hij omgaat.’ Minutieus, gedocumenteerd tot in de
kleinste details legt Borré de lijnen bloot waarop het oeuvre van Van den
Broeck tot stand is gekomen.
Niet enkel de bekende werken (Borré heeft het over
‘uitschieters’) komen aan bod (van Brief aan Boudewijn tot Groenten
uit Balen en de cyclus Het beleg van Laken), maar even goed teksten
die werden teruggevonden in het archief van de auteur in het Letterenhuis in
Antwerpen en die voor zover bekend niet aan een uitgever werden aangeboden. En
verder heeft Borré het over totaal ‘vergeten’ publicaties: ‘Een haast onvindbaar
geworden kleinood verschijnt in 2002: de vertaling van Bruine morgen van
de Franse schrijver Franck Pavloff, nauwelijks tien bladzijden lang.’, een
tekst waarin weer het engagement duidelijk wordt, zoals aangestipt in de
flaptekst: ‘Beseffen wij wel genoeg waar onze kleine lafheden ons naartoe
dreigen te leiden?’
Over deze en andere drijfveren die Walter van den Broeck tot schrijver
hebben gemaakt, citeert Jos Borré uit de (overtalrijke) interviews die de
auteur in de loop van een schrijversloopbaan van pakweg een halve eeuw heeft
gegeven. Over het beroemde ‘Hebban olla vogala’ onder meer, het vers dat zijn
leraar Nederlands op een dag op het bord schreef:
‘dat ik plots ging inzien wat
schrijven precies betekent, namelijk het overwinnen van tijd en ruimte. […] Dat
vond ik een hele ervaring. Ze ligt aan de basis van mijn schrijverschap.’
Ook aan de
medewerking van Walter van den Broeck aan het tijdschrift Heibel en de
relatie met mede-initiatiefnemers ervan, Frans Depeuter en Robin Hannelore,
wordt ruim aandacht besteed. Daar heeft Van den Broeck het onder meer gehad
over het belang van de literaire kritiek, met als basisidee hier: ‘Lezen is een
roerende, opslorpende maar ook individuele totaalbelevenis, en de criticus mag
zijn leeservaring niet opdringen aan andere lezers.’ Nadrukkelijk heeft Borré
het over het ‘zwarte jaar’ 1986, met de perikelen in de uitgeverswereld en de
rol die Julien Weverbergh hierin speelde, het faillissement van De Morgen
en de erop volgende reddingsoperatie.
In zijn benadering van het brede
oeuvre van Van den Broeck – van romans tot essays, toneelwerken en vertalingen
– ziet Borré als rode draad het verlangen om thuis te komen. Van den Broeck
daarover: ‘Al schrijvend ben ik toch tot de essentie gekomen. Het gevoel van:
ik ben thuisgekomen. Nu kan in eindelijk beginnen met schrijven.’ In
‘Thuiskomen’, het hoofdstuk waarmee de biografie wordt afgerond, vat Borré het
schrijverschap van Van den Broeck als volgt samen:
‘Zijn uiteindelijke (utopische)
doel blijkt dan het ontwerp, de creatie en de realisering van een samenleving
die voor iedereen goed aanvoelt, doordat er harmonie is gerealiseerd in het grote
samenspel van tegenstrijdigheden. Op zeldzame ogenblikken daalt er zo’n gevoel
van verwezenlijking in zijn geschriften neer en dan benoemt hij het als
‘thuiskomen’: de opheffing van het gevoel ontheemd te zijn.’
En even daarvoor luidt het: ‘Dat
is wat hij in zijn werk heeft gedaan: het verleden en het heden van een kleine
gemeenschap opslaan in het literaire geheugen om de eigenheid ervan te
behouden, en nagaan wat hij daarin als individu geweest is.’
Met Thuiskomen heeft Jos
Borré een werkstuk afgeleverd dat een van de belangrijkste auteurs van de
voorbije decennia eer aandoet en hoe dan ook bepalend is voor de verdere
bestudering van zijn ongemeen rijke oeuvre.
Jos Borré: Thuiskomen, Pelckmans,
Kalmthout 2024, 374 p. ISBN 9789464342284. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan