Nederlands proza

BOEKEN NR. 3, MAART 2025

Anke Scheeren: Blauw of de kleur van blijdschap

door Bea De Koster

Vanaf de eerste bladzij van Blauw of de kleur van blijdschap rijgt Anke Scheeren de mooie zinnen aan elkaar. Aan het eind van de eerste alinea bijvoorbeeld: ‘Harrolds beweegredenen waren als donkere vochtige bospaadjes die Egbert liever niet betrad.’ Of iets verderop: ‘Zijn verlangens, tot dat moment bleke, vormloze wezens die blind rondscharrelden op de bodem van zijn ziel, waagden zich voor het eerst sinds lange tijd aarzelend aan het oppervlak.’ Scheeren roept scherpe, verrassende beelden op die blijk geven van een ongewone manier van kijken. ‘Jonge gansjes hechten zich aan het eerste wat ze zien als ze uit hun ei komen. Misschien gebeurde er iets soortgelijks als je als vreemdeling op een vliegveld terechtkwam. Dat is de natuur.’
 
En dan moet het verhaal nog beginnen: Egbert werkt voor een Nederlands windmolenbedrijf en wordt naar Mongolië gestuurd om de bevolking alvast warm te maken voor de schoonheid van een windpark, en de eerste bakens uit te zetten op het terrein. In Ulaanbatar neemt een gids hem op sleeptouw tot het tijd is voor zijn presentatie voor zakenmensen, maar al snel ontspoort zijn missie. Scheeren doseert vakkundig haar informatie zodat de spanningsboog op ieder moment strak gespannen staat, zowel in het nu in Mongolië, als in de herinneringen uit Egberts verleden. En die Egbert is een doetje. Waarom wordt net hij uitgestuurd? En zal hij zich staande kunnen houden zo ver buiten zijn comfortzone? Wie is Inge, en wat heeft ze voor hem betekend? Welke invloed heeft ze gehad op het verloop van zijn leven? Daar kom je pas stukje bij beetje achter. Net zo wordt het fysieke voorkomen van Egbert verstrooid over een paar hoofdstukken zoals je kruimels uitstrooit voor de duiven. Zelfs de grapjes komen in trapjes. Zoals die eerste zin: ‘Egbert was altijd al een kleine man geweest, dat wil zeggen: een man die weinig opzien baarde.’ Daar hangen in de loop van het boek nog drie grapjes aan vast.
 
Soms is de humor speels en zonder angels of stekels: ‘De vogelaar was makkelijk te herkennen aan de kleine verrekijker op zijn borst. Op Terschelling was hij een mens geweest die vogelaars spotte.’ Soms is het een regelrechte sneer, zoals deze naar de ‘mannelijke’ blik op romans: ‘Het leek hem meer iets voor vrouwen om zich in fictie te verliezen. Zijn moeder zat ook bij een leesclubje.’ Maar vaker nog uit Scheeren met veel sarcasme en ironie kritiek op de witte westerling die even zijn visie en vooruitgang gaat opdringen aan mensen in ‘minder ontwikkelde’ landen in de hoop daar zelf beter van te worden. Ook wereldreizigers neemt ze vaak op de korrel wanneer ze met de Lonely Planet in de hand door een land banjeren zonder respect voor de bevolking. ‘Inge had een keer uitgelegd dat er tussen doorgewinterde reizigers een stilzwijgend verbond bestond van samenkomen en weer loslaten. Reizigers konden als riviertjes perfect samenvloeien, zelfs een bed met elkaar delen, om bij een eerstvolgend obstakel weer op te splitsen zonder ooit nog achterom te kijken.’
 
Terwijl het boek in wezen over iets heel fundamenteels gaat, namelijk hoe kan een mens zich redden in deze harde maatschappij? Dat leidt tot mooie inzichten in verband met het geluk waar iedereen de hand op wil leggen. Scheeren typeert haar personages met een paar rake trekken en doet er tegelijk een heel boek over om haar hoofdpersonage ten voeten uit te tekenen, met geduldige potloodlijntjes, langzaam arcerend zoals een tekenaar met een houtskoolpijpje, tot Egbert weerloos als een mens voor je staat en je hem bijna hardop zou aanmoedigen om vooral te durven leven.
 
Anke Scheeren: Blauw of de kleur van blijdschap, Koppernik, Amsterdam 2025, 222 p. ISBN 9789083463537. Distributie De Wolken

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri