Net zoals er
in de eerste helft van vorige eeuw in de hogere lagen van de Europese burgerij
selecte artistieke kringen ontstonden waarbinnen de kunst, zij het vaak om
zichzelf, geadoreerd werd, was dit net zo aan de overkant van de oceaan. Ook in
de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires floreerde zo’n soort informele
kunstenaarskring, die fungeerde als creatief laboratorium waar de literatuur
onderworpen werd aan vernieuwingsijver en geëxperimenteer. Centraal in dit
geprivilegieerde wereldje stond Jorge Luis Borges, de nationale literator bij
uitstek, met in zijn zog een stel bevrijde geesten, mannen uiteraard. Maar
onder zijn slagschaduw leefde en werkte toentertijd ook ene Norah Lange
(1905-1972), dochter van een Noorse immigrant en een half-Argentijnse moeder,
en zelf verre familie van Borges. Tot haar dertigste schreef deze min of meer
vrijgevochten vrouw poëzie (waarvan ze zich later distantieerde), nadien nog
een handvol bevreemdende romans, vaak mysterieus en experimenteel, met vrouwen
in de hoofdrol. Tussen beide genres in publiceerde zij in 1937 Aantekeningen
uit een kindertijd, een tussendoortje, maar sedertdien wel haar meest
gelauwerde en meest gelezen werk.
Wat meteen opvalt als
je dit boekje begint te lezen, is de moderniteit ervan. De verhaaltjes komen
over alsof ze pas gisteren geschreven werden en nochtans liggen ze al haast
honderd jaar stof te vergaren. Beslist tijd dus voor een herwaardering! In
korte fragmenten van twee à drie bladzijden rakelt Lange, autobiografisch, een
stel pittige momenten op die ze zich herinnert van tussen haar vijfde en
veertiende levensjaar, met name vanaf het moment waarop de familie het
bruisende stadsleven van Buenos Aires achter zich liet om in het landelijke
provinciestadje Mendoza te gaan wonen. De terugkeer naar de hoofdstad zes jaar
later was minder ravissant omdat de vader intussen overleden was en doffe
armoede aanvankelijk om de hoek loerde. Dit laatste komt in het boek echter nauwelijks
ter sprake. Wat de auteur uit haar kindertijd beschrijft, heeft over het
algemeen trouwens weinig betrekking op de objectief waarneembare
buitenomgeving, wel op de excentrieke en manische hersenspinsels van haarzelf
als kind, de speelse concurrentie met haar vier zussen en het inwendig opslaan
van de kleine akkefietjes waar de buitenwereld haar mee confronteert.
De tientallen huiselijke en familiescenes die we te lezen
krijgen, mogen dan wel wat buitenissig lijken, ze zijn precies in te passen in
de naïeve denktrant van kinderen van die leeftijd: fantasievol, dromerig,
verrassend. Lange voegt daar enkele eigen kenmerken aan toe, met name: af en
toe omineus, soms een tikkeltje morbide, soms ronduit enigmatisch. Later zou ze
in een interview toegeven: ‘Ik hou van alles wat door een waas van
geheimzinnigheid is omgeven; directheid zou voor mij nooit voldoen’. Al in deze
Aantekeningen, maar meer nog in haar latere ietwat obscure romans, komt
tot uiting dat mensen bespieden die zich onbespied wanen, voor haar zoiets is
als een guilty pleasure.
Toch is het naar eigen
zeggen in deze fragmenten vooral om ‘de tederheid die tekenend was voor mijn
kindertijd’ te doen. Norah Lange ontbolsterde in haar latere werk weliswaar nog
tot een auteur met een ‘expliciet vrouwelijk’ perspectief (in een periode toen
dat allesbehalve evident was), in de Aantekeningen beperkt ze zich tot
het meticuleus aftasten van de kinderlijke binnenwereld. Dat mag dan wel
beschouwd worden als een banale worp van traditioneel vrouwelijke
huis-en-tuinthematiek, bij haar wordt deze thematiek ‘zo diep uitgehold dat er
iets heel anders tevoorschijn komt’ zoals haar landgenoot-auteur César Aira
schrijft in zijn (voortreffelijke) nawoord. Dat Norah Lange dat met verve doet
in een kinderlijk pure, haast poëtische taal geeft haar herontdekking hier te
lande nog meer glans.
Norah Lange: Aantekeningen uit
een kindertijd, Koppernik, Amsterdam 2023, 214 p. Vertaling van Cuadernos de
infancia door Lisa Thunnissen en Lisette Graswinckel. ISBN 9789083262154.
Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan