Een klotedood stond
Paul Van Ostaijen volgens Floris Jespers te wachten, ‘arm en ongelezen’ ging
hij sterven. Het kan nogal verkeren. Na de bloemlezingen Besmette stad en De aftocht, en de monografie Boem paukeslag schreef Mathijs De Ridder een vuistdikke, meer
dan negenhonderd pagina’s tellende biografie over het zot Polleken. In het boek
plaatst De Ridder Van Ostaijen en zijn werk tegen de sociale en politieke
achtergrond van het begin van de twintigste eeuw. Ontluikend flamingantisme,
een toenemende liberalisering en een wereldoorlog zijn onderdelen van de lens
waarmee De Ridder De dichter die de wereld wilde veranderen schreef. Per
definitie is een biografie een achteruitkijkspiegel, maar niet deze.
Jespers’ uitspraak is
slechts een van de anekdotes die Van Ostaijens vernieuwingsdrift laten zien.
Van Ostaijen en Jespers maakten deel uit van de ‘Samenwerkende Maatschappij
Novy’. Daar hadden zij zich tot taak gesteld een nieuw, modern tijdschrift op
te richten. Het Sienjaal zou het veelzeggend heten. Medestanders zoals
Paul Joosten en Jos Léonard hadden echter al snel de indruk louter ontvangers
te zijn van buitenlandse directieven, hun gezonden door de ‘Paus van Halensee’,
naar de Berlijnse wijk waar de verbannen Van Ostaijen verbleef. Léonard vond bovendien
dat Van Ostaijen zelf weinig orthodoxie aan de dag legde. Zij moesten het met tweedimensionale
vlakken doen, terwijl hij driedimensionaal schilderde met woorden. Jespers vond
Van Ostaijens werk evenwel slechts gerommel in de marge. Er moest maar eens wat
Amerikaanser en commerciëler gedacht worden, schreef hij. Het nieuwe blad
raakte niet van de grond.
Van Ostaijen was dan wel geen commerçant – ook bij
De Ridder dringt af en toe een stukje sappig Antwerps door –, zot was hij
evenmin. Hij was het kind van een ijlende tijd die hij als geen ander kon aanvoelen
en doorzien. Opgroeiend in een opklimmend gezin waar de liberaal-katholieke
krant Het Handelsblad routineus de ontbijttafel dekt, lijkt het haast
vanzelfsprekend hoe Van Ostaijen zich, emancipatorisch zelfbewust, aansluit bij
flamingante en opruiende kringen. Geen stennis omwille van de stennis, maar
omdat Van Ostaijen weet dat de tijd het vraagt. Net zo ontstaat zijn eerste
bundel Music-Hall (1916) als een kolkende ervaring van de moderniteit,
die de jonge dichter meesterlijk capteert. Criticus Oscar De Smedt stelt naar
aanleiding van die bundel pertinent: ‘Wanneer spreekt de nieuwe gedachte te
Brussel en te Gent?’ Al vroeg gold Van Ostaijen in Antwerpen als de nieuwe
gedachte.
De
blik van De Ridder brengt dat knooppunt tussen dichterschap en context in het
zicht. Het maakt de lezingen van bekende gedichten als ‘Vers 6’, ‘Holle Haven’,
en ‘Marc groet ’s morgens de Dingen’ heel intiem, terwijl bundels als Bezette
stad (1921) en Feesten van angst en pijn (geschreven tussen 1918 en
1921, maar pas gebundeld in 2006) pregnante maatschappelijke contrapunten
krijgen. Van Ostaijens sympathie voor de spartakisten Karl Liebknecht en Rosa
Luxemburg is reeds gekend, maar De Ridder vindt verder een nieuw ankerpunt voor
de Feesten van angst en pijn. Van Ostaijens inspiratie voor die bundel ziet
hij in de Tanzwut, een dansdrift die Berlijn na de Eerste Wereldoorlog
in haar greep hield. In dezelfde lijn, maar een nog grotere vondst van De
Ridder, is de nieuwe groteske ‘Ecce Europa’, waarin Van Ostaijen zwanst met
een woekerend consumentisme.
Meer dan een terugblikkend portret is dit boek een
aansporing. De Ridder slaagt erin Van Ostaijens storm en drang voelbaar te
maken. Het boek toont niet enkel de dichter an sich, maar ook het fenomeen
dat erachter, of beter, erin huisde. Daardoor wordt deze biografie geen
marmerkoud praalgraf. Zorgvuldig laat De Ridder zien dat Van Ostaijen geen
dichter was die de markt spiegelde, maar wel een die de tijd las. In de
biografie blijft de dichter bovendien klinken als een verfrissende imperatief: probeer
de tijd te grijpen. Het is de grote verdienste van dit boek dat het Van
Ostaijen doet echoën, en ons zo, met dwingende stampen in onze flanken, opdraagt
om te blijven zoeken naar omvattende vormen. Hulde aan dichters die durven,
hulde aan Mathijs De Ridder, hulde aan Paul Van Ostaijen.
Mathijs De Ridder: Paul Van
Ostaijen, de dichter die de wereld wilde veranderen, Pelckmans/Querido Facto,
Kalmthout 2023, 936 p. ISBN 9789463102377. Distributie
Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan