Net zoals in zijn veelgeprezen debuut De schaduw van wat zo graag in de zon was
blijven staan kiest Mattijs Deraedt zijn inspiratie opnieuw dicht bij huis,
maar dat belet de dichter niet om vaak verrassend uit de hoek te komen. Zijn
‘kleine wereld’ (die zich in het Brusselse lijkt te situeren) is immers een
microkosmos van het hele universum. Dat komt grotendeels door de eigenzinnige
waarneming van de auteur, die in ieder detail een aanleiding ziet om zijn
verbeelding te activeren. De bundel is symbolisch geordend rond enkele ruimtes,
achtereenvolgens de buurt, het appartement, de keuken en uiteindelijk
‘vogelvlucht. Het betreft hier, met andere woorden, een beweging naar binnen
die wordt opgelost in de omgekeerde dynamiek. Dat traject krijgt echter onder
de pen van Deraedt van meet af aan grotere proporties, doordat hij zowel de
ruimte als de tijd uitspreidt. Als hij op straat komt ziet hij niet enkel
stenen maar ook sporen van dinosauriërs en een ver verleden, toen het landschap
helemaal anders was. Het is een van de vele manieren waarop de dichter laat
zien hoezeer heden en verleden verweven zijn, net zoals de mens in feite deel
uitmaakt van een omvattende kosmos waarin zijn plaats niet belangrijker is dan
die van fauna, flora en levenloze dingen.
Op die manier wordt het
huiselijke en vertrouwde tegelijk een plek van intense ontdekkingen, waarbij de
dichter alle zintuigen aanwendt. Zelf verandert hij ook door die ervaringen en
transformeert hij tot een jager of een ziener. De wereld, de aarde en de stenen
van zijn appartement worden gepersonifieerd tot levende en ademende wezens. In
die zin is de verkleining van de ruimte tot de keuken slechts gedeeltelijk een
realiteit, want ook de gewone huishoudelijke bezigheden worden getransformeerd
tot avonturen. De sleutelbos wordt een vleesetende plant, het schillen van
aardappelen is het creëren van grillige vormen en sculpturen. Deraedt is
meesterlijk in het vinden van dergelijke haast surreële metaforen die bij nader
toezien onze blik op het dagelijkse verandert. Het vertrouwde groeit uit tot
iets exotisch. Veel beelden zijn immers ontleend aan een exotische wereld,
compleet met jungle en vreemde diersoorten. Het dichterlijke ik dompelt zich
daarin onder, transformeert tot een dier of een plant, en ook het dichterschap
krijgt daardoor een grote intensiteit. Het onooglijke verandert zo in iets
essentieels.
Typerend voor die manier van verbeelden is ook de manier waarop de bundel is
doordrongen van vogels. Overal duiken de parkieten op, exoten die zich ook bij
ons gevestigd hebben (nadat hun bezitters de vogels hebben losgelaten) en als
het ware bizarre kleuren in ons stadslandschap aanbrengen. Ze symboliseren de
fascinatie voor het vreemde in de bundel, maar tegelijk onderstrepen ze het
verlangen van de dichter om te ontsnappen. In die zin belichaamt Deraedt, hoe
eigentijds zijn poëzie ook klinkt als getuigenis van een typische millennial,
toch ook weer de aloude droom van dichters en hun romantiek. De manier waarop
hij concies omgaat met taal, met ritme en beeld zorgt er echter voor dat deze
gedichten, ook na herhaalde lectuur, blijven intrigeren.
Mattijs Deraedt: Kleine wereld, Poëziecentrum, Gent 2023,
76 p. ISBN 9789056551308
deze pagina printen of opslaan