Een verhaal van verlangen
Aan het slot van haar roman Net
echt noteert Saskia de Coster: ‘Je hebt gewikt en gewogen want zo eenvoudig
is het niet, het ene verhaal met het andere vervlechten. Hier ben je dan, met
je eigen verhaal verpakt in dat van andere mensen. Met jouw contouren.’ En even
verder in deze afsluitende auteursinterventie: ‘Je zou het van nog heel wat
smeuïge details kunnen voorzien, maar het blijft wel literatuur.’
Alluderend op de titel van de roman kan hier onmiddellijk
de bedenking worden gemaakt: het verhaal dat De Coster vertelt en dat ingekleed
wordt in het relaas over een uiteenvallend gezin – vader, moeder, dochter - klinkt op alsof
het ‘net echt’ zou of kan zijn gebeurd. Doorheen een aantal over de roman
verspreide zwarte pagina’s, waarin telkens wordt teruggeblikt op het schrijfproces
(niet toevallig dan: helemaal vooraan in de roman staat een zwart-wit
afgedrukte foto van de schrijfster), reflecteert De Coster op overtuigende
wijze op de relatie tussen het verhaal over Max, Manon en hun dochter Noah, en
haar eigen levensverhaal. Details doen hier weinig of niets ter zake. De Coster
weet het en stelt onomwonden:
‘Verbeelding bestaat niet. Het is een leugen om het genie
van de grote schrijver te bewijzen, dat fabelachtige sprookjeswezen dat vanuit
het niets iets kan creëren. Verbeelding is een illusie. Alles is er al. Je legt
het bij elkaar , je herschikt en zoekt. Je zaait je ervaringen uit over het
verhaal, ze gaan ergens liggen tussen je woorden. […] Begin nu. Leg je scherven
bij elkaar. Ga het huis binnen.’
Met het binnen gaan in het huis reikt Saskia de Coster aan
het slot van deze eerste auteursbedenking het motief aan dat verder in de roman
breed zal worden uitgewerkt: het huis, met de aldoor klemmende voordeur – een
symbolisch beladen allusie op de moeilijkheidsgraad die aan haar
schrijfzoektocht is verbonden, de durf en moed die nodig zullen blijken te zijn
om het verleden in de ogen te kijken – staat voor de geborgenheid die het (een)
gezin er hoopt te vinden.
Aan het eigenlijke verhaal gaat een vooruitblik vooraf: in
twee korte passages, die stilistisch in kort aangebonden zinnen het vertellen
zelf lijken af te wijzen, wordt de situatie voor Max en Manon geëxpliciteerd:
Max is ‘zes maanden geleden uit zichzelf gevallen’, ‘hij is een stuk vlees van
achtenveertig jaar oud in een vrieskist’ en wil, nu hij weggevlucht is uit de
woning in Borgerhout, definitief komaf maken met de relatie met Manon; zelf is
die gevlucht in haar werk (‘werken houdt haar overeind’) en gooit, nu ze op
zeiltocht is, haar telefoon in het water. Max in de vrieskou van Kopenhagen,
Manon die haar mobieltje in zee gooit: de scènes worden herhaald aan het slot
van het verhaal, de cirkel van de relatie wordt definitief gesloten op die
manier. Maar hoe het zo ver is kunnen komen, vormt het corpus van het verhaal
dat in Net echt wordt verteld.
Aan het huis in Borgerhout wordt
een apart hoofdstuk gewijd bij het begin van de roman. Hier geen aanduiding van
het perspectief dat in de erop volgende hoofdstukken alternerend aan Max, Manon
en Noah zal worden toegewezen, maar een doorlopende evocatie van de
verwachtingen waarmee het echtpaar het huis is binnengetrokken. Veelzeggend is
de slotzin hier: ‘Alles voor het eerst, hun liefde de grootste in de
geschiedenis.’ Hoe Manon en Max elkaar hebben gevonden, hoe zij hebben geloofd
in hun beider dromen, hoe die daarna door de realiteit worden ingehaald: het
zijn de omtreklijnen van een verhaal over vervreemding, bedrog en finale ontgoocheling.
Manon hoopt
het waar te maken binnen iCar, een start-up uit Silicon Valley die
gespecialiseerde satelliettechnologie inzet voor de verhuur van lege
parkeerplaatsen. Ze weet Max ervan te overtuigen dat hij, die als architect de man
van de ‘onaffe architectuur’ was gebleven, de taak van huisman op zich neemt om
hun dochter Noah verder te begeleiden – iets wat voor hem al snel uitmondt in
een drang tot overbeschermen -- op haar weg naar de volwassenheid.
Dat Max ondertussen
een relatie begint met de buurvrouw, toont aan hoe het moeizaam verworven
evenwicht binnen de familie op de helling komt te staan. Gaandeweg het verhaal
wordt steeds nadrukkelijker gefocust op dochter Noah, die in de relatie met
Pixie, het meisje dat een arm verloor in een ongeval, zichzelf op het spoor
komt. Het leven van Noah staat in het teken van hert verzet, ‘verzet tegen het
leven waarvan haar ouders de contouren al in kalk om haar heen hadden
getekend.’ In die zin is Net echt een klassiek te noemen verhaal over
intermenselijke relaties. Mede door de ingenieus opgezette aanpak weet Saskia
de Coster de valkuil van het zoveelste-verhaal-over-de zoveelste-relatiebreuk
te vermijden.
Duidelijk is alleszins dat Net
echt een roman was die ze nu eenmaal moest schrijven: ‘Je wil je
wegschrijven, de vrijheid tegemoet, terug in het huisje in het bos, terug in je
huis, maar dan het zelfgemaakte huis, als dictator met eigen wetten en een
eigen alfabet.’ Of ook, zoals eerder uitgedrukt: ‘Dit is geen verhaal van
tekort maar van verlangen.’
Met passages die door ze te herhalen in elkaar grijpen – ik
denk aan het beeld van het kind dat voor het raam van de woning verschijnt,
‘het beeld bleef je kwellen, het zou niet meer weggaan. Je wist dat je erover
zou schrijven, ooit’ – bewijst De Coster
haar meesterschap als schrijver. Dat de laatste versie van de roman werd
geschreven binnen de context van de performance The Author Is Present,
waarbij zij een maand lang leefde, werkte en sliep in een glazen hok in het
KMSK in Antwerpen, zal wel overal worden aangehaald. Voor mij hoeft het niet,
de roman staat er gewoon. En dat heel overtuigend.
Saskia de Coster: Net echt, Das
Mag, Amsterdam 2023, 277 p. ISBN 9789493320253. Distributie de Wolken
deze pagina printen of opslaan