Wie houdt van
gedichten die over het blad dartelen en toch diep in de werkelijkheid geaard
zijn, is bij Johan Reyniers aan het juiste adres. Je zou een boom kunnen
opzetten over de vraag of het in Bent u nog in Afghanistan? om gedichten
dan wel om allerlei hybride tekstsoorten gaat, maar het feit dat ze ‘gedichten’
genoemd worden, impliceert dat ze wellicht – of toch ook – een lyrische
meerwaarde hebben. En dat hébben ze ongetwijfeld. De 44 hier gebundelde teksten
zijn soms dialogisch, soms strofisch, soms louter opsommerig, soms zelfs gewoon
verhalend, maar altijd weer zijn ze rijmloos en vertonen ze nauwelijks enige
opsmuk. Ze zijn stuk voor stuk lichtvoetig, enigszins autobiografisch (voor wie
iets van de mens achter de dichter afweet, uiteraard), hoogst ironisch, heel geëngageerd
en dus erg maatschappijkritisch.
Deze gedichten verzoeken de lezer met aandrang erop te
reageren of sporen hem aan op een concrete ‘opdracht’ of ‘vraag’ in te gaan. Hoewel
ze in een willekeurige volgorde kunnen worden gelezen, vertoont de bundel een
cyclisch patroon. Na ‘Dichters uit Sint-Niklaas’, waarin de draak gestoken
wordt met de door Dirk van Bastelaere geïntroduceerde notie van ‘de paradigmadichter’
in de (omstreden) bloemlezing Hotel New Flandres (Poëziecentrum 2008) en
dat tevens als een poëticale plaatsbepaling fungeert, gaat het openingsgedicht nader
in op de vraag wat ‘wij’ – versta, het zogenaamde vrije Westen – in Afghanistan
uitrichten en wat dat bijvoorbeeld voor Iran betekent. Het slotgedicht ‘Bent u
nog in Afghanistan?’ maakt niet alleen de cirkel rond, maar verduidelijkt ook dat
‘wij’ (allen samen tegen de vijand) een decennium later verschoven is tot ‘u’
(de westerling als individu), terwijl ‘nog’ uiteraard staat voor onbegrip en verontwaardiging:
‘wij’ hadden er niets te zoeken en toch zijn sommigen van ‘u’ er nog altijd.
Zoiets.
Verontwaardiging
is misschien wel de belangrijkste drijfveer van waaruit de gedichten zijn geschreven.
De werkelijkheid die Reyniers oproept, is dermate grotesk, absurd of hilarisch
dat het vaak volstaat losse feiten of gebeurtenissen naast of onder elkaar te monteren
om dat te doen oplichten. Alsof ze gelijktijdig onder een microscoop of
vergrootglas worden gehouden. Ze etaleren de schijnwaarden, drogredenen en
hypocrisie van het neoliberale bestel of een vertegenwoordiger ervan. Het
gedicht ‘De schilderijen van Phaedra Hoste’ laat niets van de vermeende
politica en kunstenares heel. De ontmaskering is genadeloos en een bulderlach
of wat gegrinnik zal de lezer moeilijk kunnen bedwingen. Gedichten als ‘Goden
van vandaag’, ‘1969’, ‘Handelingen waarover je doorgaans weinig leest in gedichten’,
‘42’, ‘Splitsingslied’, ‘Argumenten voor België’, ‘De
schilderijententoonstelling van 2017’, ‘Vlamingen die je wel eens in de media
tegenkomt’ en ‘Blondines’ zijn heuse litanieën die onverkort hetzelfde ontheiligende
of verhelderende effect sorteren.
In het uit 20 verschillende segmenten opgebouwde gedicht
‘Voortschrijdend inzicht’, waarin Reyniers’ jarenlange ervaring als
theaterdirecteur (onder andere in Brussel en Amsterdam) doorklinkt, heeft nummer
14 de titel ‘Tanden’. Dat begint met het volgende zinnetje: ‘Gedichten moeten
tanden hebben’. Dat is uiteraard vooral figuurlijk bedoeld, al zou je dat op
basis van wat volgt niet meteen denken. Dat Reyniers’ eigen gedichten in elk geval
stekelig, rebels en niet-conventioneel van inslag zijn is onloochenbaar. Dat
blijkt niet alleen uit een politiek geladen uitspraak als ‘Militair en
cultureel imperialisme = van hetzelfde laken een pak’, waarmee de buitenlandse
politiek van ‘Amerika’ (versta de Verenigde Staten) wordt gehekeld, maar ook uit
het aandoenlijke gedicht ‘Apollinarus Rex’ bij de honderdste sterfdag van de
weergaloze surrealistische/modernistische dichter Guillaume Apollinaire
(begraven op Père-Lachaise en onder meer gememoreerd in het kleine museum van
Stavelot). Zo getuigt hij: ‘Je bent mijn held, Guillaume, / en zult het altijd
blijven’ en haalt hij op een averechtse manier het hele debat over een/de canon
overhoop, alleen al door te wijzen op de onderliggende niet-literaire en
ideologische argumenten die het al te vaak aansturen. Met een allusie op ‘Un
canon, ça ne sert que pour l’artillerie’, noteert hij: ‘ook jij wordt
straks / uit de canon van de literatuur gedonderd als zijnde wit, kolonialistisch,
seksistisch’. In het gedicht staan de laatste drie woorden onder elkaar. Ze vormen
een mini-litanie in een zinderende bundel die recht heeft op veel lezers, zeker
als die bereid zijn tot enige interactie.
‘Paarden’, het uitgesponnen voorlaatste
gedicht biedt daarvoor een uitstekende associatieve kans. ‘Paarden – zo werd
wetenschappelijk bewezen – zijn niet zo slim / als varkens’, aldus de openingszin.
Wat volgt is een catalogus van beroemde paarden in de literatuur, media en allerlei
andere contexten. Volledig kan zo’n opsomming onmogelijk zijn: het gaat
tenslotte om Reyniers’ beperkte eigen lijst, en bijvoorbeeld niet om die van
mij of iemand anders, al doet het geciteerde vers wellicht spontaan denken aan
Guido van Heulendonks Paarden zijn ook varkens (De Arbeiderspers 1995).
Een roman die meteen een onbedoelde kanttekening plaatst bij dit gedicht, al lijken
varkens, wat hun DNA en hartkleppen betreft, meer op mensen dan op paarden. Wie
daaraan zou twijfelen, kan bijvoorbeeld George Orwells Animal Farm
(1945) herlezen. Daarin komen varkens én paarden voor en ja, het klopt: varkens
zijn veel slimmer dan paarden. Jammer genoeg hebben ze geen of weinig gevoel
voor morele normen. Dat schaamteloze gebrek aan ethisch bewustzijn hebben ze
met nogal wat mensen gemeen en dat wordt in Reyniers’ bundel op variërende
wijze meedogenloos gegispt. Exemplarisch is het ‘Envoi’ waarmee ‘Handelingen
waarover je doorgaans weinig leest in gedichten’ besluit:
‘Dit gedicht draag ik op
aan Mike McCoy die baanwachter was in Ohio
en aan zijn
weduwe
en aan alle mensen die in armoede en tentenkampen
leven
door toedoen van makelaars en speculanten
die daar nooit voor werden gestraft
en nog steeds in villa’s en
paleizen huizen
waar ze hun geld tellen en blijven
zeggen:
‘Het was inherent aan
het systeem,
ikzelf
heb niets verkeerds gedaan.’
Johan Reyniers: Bent u nog in Afghanistan? Gedichten
2011-2021, Fluxenberg, Gent 2023, 94 p. ISBN 9789464519112. Distributie: EPO
deze pagina printen of opslaan