Toen Erri De Luca (1950) in 1989 zijn eerste roman Niet
nu, niet hier uitbracht, werd hij meteen beschouwd als een literair
buitenbeentje. In tegenstelling tot zijn collega’s was hij immers geen
intellectueel-academicus, zoals een Umberto Eco of een Antonio Tabucchi, die met
respectievelijk De naam van de roos (1984) en Indiase nocturne
(1988) de Italiaanse literatuur begin jaren 1980 nieuw leven hadden ingeblazen –
die literaire boom werd nog versterkt door de verfilming uit 1986 met
Sean Connery in de hoofrol. De Luca was indertijd al dertien jaar bouwvakker,
het oudste mannelijke beroep ter wereld, zoals hij ook in het ‘Voorwoord.
Twintig jaar na dato’ van Niet nu, niet hier (2023) stelt. In datzelfde
voorwoord beschrijft hij hoe hij na een dag hard labeur met het aanhoudende geluid
van een drilboor gehoor moest geven aan een innerlijke stem die hem een verhaal
dicteerde dat hij neerschreef in een schrift. Toch heeft zijn auteurschap nooit
aangevoeld als werk. Daarnaast weet De Luca nog steeds niet hoe om te gaan met
zijn roem. Hij ziet zichzelf nog altijd eerder als de redacteur en niet als de
auteur van zijn pakkende vertellingen.
Net zoals De Luca’s later werken heeft Niet nu, niet
hier een duidelijk autobiografische ondertoon. In de korte debuutroman, of
ook wel novelle, richt de ik-verteller zich in één lange brief tot zijn moeder. Meteen wordt duidelijk hoe moeilijk hun relatie
was. Ze lijken elkaar nooit echt begrepen te hebben, in het nu en het hier. Zijn
moeder legde haar stotterende zoon meer dan eens het zwijgen op. Die moeilijke
communicatie wil hij nu bijstellen, weliswaar ‘bij verstek, zonder omhelzingen’
en in één richting. ‘Het verleden komt in me naar boven met de schijn van
volledigheid, uit het verlangen ergens bij te horen, en dat is wat me er
vanavond toe beweegt, naar het verleden, naar mijn herkomst te kijken.’ Niet
nu, niet hier ademt vervreemding en onwennigheid.
De ik-verteller reconstrueert zijn leven aan de hand van
foto’s die zijn vader nam tot die blind werd – op de cover van de Italiaanse
editie prijkt de belangrijkste. De Luca had een mooie kindertijd, ondanks de
armoede in de naoorlogse periode. Hij was een teruggetrokken maar ook een
koppig kind dat de bibliotheek van zijn vader plunderde en de wereld om zich
heen bestudeerde. De Luca ging niet de weg op die zijn vader voor hem had
uitgestippeld. De zoon maakte deel uit van Lotta Continua, een van de buitenparlementaire
bewegingen van ‘Nieuw Links’ die eind jaren zestig en in de jaren zeventig
actief waren. De Luca’s vader begreep zijn revolutionaire zoon niet, maar respecteerde
wel zijn keuzes. Hij volgde zijn zoon vanop afstand tot kanker hen weer
samenbracht. In Niet nu, niet hier gaan leven en dood samen, ook wanneer
anderen De Luca’s levenspad kruisen.
Naast die personages van vlees
en bloed verhoudt De Luca zich ook tot Napels, zijn ‘thuisbasis’. Niet nu,
niet hier brengt de stads gelaagdheid, de vele tegenstellingen en het
typisch bezwerende ritme. Raffaele La Capria, die een lovende tekst schreef om
De Luca’s debuut voor te stellen, had dat geografische label liever niet
gebruikt wegens te ‘stereotyperend en beperkend’, maar de debuterende De Luca
stond erop. Napels zou hem nooit loslaten, ook niet in latere teksten.
Niet nu, niet hier
legt ook de basis voor De Luca’s uitgepuurde, poëtische stijl die de lezer
terugvindt in zowel zijn verhalen, essays, gedichten en vertalingen. De reflectie over
de zoektocht van
zijn vertellers/protagonisten naar de meest gepaste verwoording voor hun
gevoelens en gedachten, is een wederkerend thema in De Luca's teksten. De
Nederlandstalige lezer betreurt allicht dat er in het Nederlands alsnog
onvoldoende werken van hem beschikbaar zijn. Annemart Pilon brengt met Niet nu, niet hier een tweede
vertaling uit De Luca’s indrukwekkende productie. Ze capteert De Luca’s betoverende
proza in zijn essentie.
Erri De Luca: Niet
nu, niet hier, HetMoet, Amsterdam 2023, 101 p. ISBN 9789083206073. Vertaling van
Non ora,
non qui door Annemart Pilon
deze pagina printen of opslaan