Henk Ester is een dichter met een dubbel project voor ogen. Aan de
ene kant schrijft hij afzonderlijke verzen die op zich staan als gepolijste
monumenten van taal. Aan de andere kant echter werkt Ester al ruim een
decennium lang aan één overkoepelend oeuvre. Kameren van vuur vormt de
vijfde episode daarin, en de ondertitel geeft expliciet aan dat het hier gaat
om de afleveringen 68-83 van dat poëtische onderzoek-in-progress. In die zin nodigt de dichter ons expliciet uit om
kennis te nemen van wat hij eerder schreef, te beginnen met de bundel Bijgeluiden
(2013). Die term ‘bijgeluiden’ onderstreept meteen ook hoe de hier bij elkaar
gebrachte teksten niet absoluut op zich staan, in een soort van vacuüm, maar in
feite ‘bij-geluiden’ vormen, echo’s die weerklinken in een amalgaam van geluid.
Dat geluid kan betrekking hebben op stemmen, op discussies en problemen, maar
ook op intieme gesprekken of geluiden die afwisselend lawaai en muziek genoemd
worden. Dat alles klinkt ook in deze bundel door, en het draagt bij tot een
relatief grote variatie in wat toch een zeer consistent poëtisch programma is.
Overigens verwijst de dichter in zijn nieuwe bundel ook meermaals naar zijn
eerder werk via allusies of het hernemen van bepaalde beelden.
Kameren van vuur cirkelt,
zoals de titel aangeeft, rond het vuur. Die keuze voor een van de vier
oerelementen toont al hoe de dichter vertrekt van reële ervaringen maar in zijn
gedichten meer wil doen dan enkel het registreren van anekdotes. Het
vertrekpunt van deze poëzie wortelt weliswaar in de wereld en het leven, maar
de dichter ambieert een algemenere vorm van inzicht: hij wil patronen
distilleren, inzichten achterhalen, vragen oproepen die veel verder gaan dan
die specifieke gegevens. Vuur omvat daarbij uiteenlopende verschijnselen: er is
het vuur van de bliksem, het vuur dat aan de basis ligt van de menselijke
beschaving, maar ook het vuur dat zowel mensen weet te inspireren als oorlogen
symboliseert. Vuur is bij uitstek een creatieve kracht met mythische en religieuze
dimensies (denk maar aan het Pinkstervuur), maar het is ook een fundamentele
vernietigende energie. Al die aspecten komen in deze bundel indringend aan bod.
Niet
verwonderlijk gaan veel gedichten over het schrijven zelf. Het proces van het
dichten is een vorm van uitzuiveren, maar tegelijk blijft de boodschap
onmiskenbaar afhankelijk van de taalmaterie. Daardoor is de zuivere abstractie
onhaalbaar; sterker nog, die resten van onzuiverheid vormen net de cruciale
bouwstenen van het gedicht. Symbolen van dat poëticale proces zijn onder meer
de wiskunde en de muziek, disciplines die ook in deze nieuwe bundel (haast
tegenstrijdig maar tegelijk erg gelijkend) een belangrijke rol spelen. Ze staan
voor de manier waarop een nieuwe orde wordt gecreëerd die als het ware op de
chaotische wereld wordt geprojecteerd. Ester gaat daarop diepgaand in, en
voorts evoceert hij ook bepaalde rituelen waarin vuur een grote rol speelt.
Vuur wordt zo ‘gekamerd’, een werkwoord dat zowel verwijst naar het beperken als
naar het koesteren en beschermen. Het gedicht vormt in ieder geval een ‘kamer’
van woorden, een uniek verblijf dat een thuis biedt maar vooral ook in stand
houdt wat verloren dreigt te gaan. In die zin is Ester op zijn beurt een soort
van archeoloog of een hogepriester die met veel zorg het ritueel van de
poëtische ervaring uitvoert. Op zijn best leidt dit tot mysterieuze maar
intrigerende gedichten, maar ik kan mij voorstellen dat heel wat lezers bij dit
toch wel abstracte proces dreigen af te haken. Poëzie voor gemotiveerde lezers,
dus.
Henk
Ester: Kameren van vuur. Bijgeluiden LXVIII t/m LXXXIII, De Arbeiderspers,
Amsterdam 2023, 75 p. ISBN 9789029550680. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan