‘Het land waar de stenen je kennen is meer waard dan het
land waar de mensen je kennen’. Aan dit Berbers spreekwoord ontleent Ann Graus
(1959, Leuven) de titel van haar sterk autobiografisch geïnspireerde debuutroman.
Die biedt een inkijk in haar leven en legt ook een stukje Marokko bloot.
Het boek begint in de
jaren 1970. De hoofdpersoon, Ann, groeide toen in het Leuvense op in een
conservatief Vlaams gezin. Toen ze nog op de middelbare school zat, kreeg ze een
relatie met Mohamed. Hij was een universiteitsstudent uit Marokko. Ondanks de
tegenkanting van haar ouders liet ze hem niet schieten. In 1981, nadat ze haar
eerste jaar vertaler-tolk succesvol afrondde, reisden ze samen naar zijn
geboortedorp. Die zomer is het hart van dit boek.
Na een bewogen autoreis wacht er
haar een warm welkom bij Mohameds familie in het dorp Maâder, dicht bij het
stadje Tiznit, op een honderd kilometer ten zuiden van Agadir. Ze logeren bij zijn
moeder, zijn zusje Zohra en zijn broer Lahcen. Ann wordt van meet af aan ondergedompeld
in het leven van dit Berbergezin. Het is een fascinerende tijd, maar te midden
van Mohameds verwanten, buren en kennissen voelt ze zich ook vaak alleen. Zo
worstelt ze met de kuise afstand die ze voor het oog van zijn familie tegenover
hem in acht moet nemen. Daarnaast is ze dikwijls onzeker, omdat ze niet
vertrouwd is met veel van de regels, codes en symbolen uit zijn cultuur.
Soms wordt de zoete
inval bij Mohamed thuis haar te veel. Daar komt nog bij dat hij er zelf meer niet
dan wel is. Hij neemt namelijk de rol op zich van de oudste zoon in een gezin
zonder vader. Voortdurend is hij bijgevolg onderweg om allerhande zaakjes te beredderen.
Waar hij dan precies uithangt en voor hoelang, daar hebben de vrouwen vaak het
raden naar, temeer omdat er oponthoud loert achter zowat elke hoek die hij
omslaat. In combinatie met zijn uithuizigheid ervaart Ann de nadrukkelijke
aanwezigheid van zijn familie en het ermee gepaard gaande gebrek aan privacy vaak
als benauwend. Als ze toch eens een moment voor zichzelf heeft, kan ze
nauwelijks een kant op. Op eigen houtje iets ondernemen zou immers ongepast zijn.
Ze kijkt
ernaar uit om Mohamed na die epische zomer weer voor zichzelf te hebben, maar eenmaal
terug in België ziet ze zich geconfronteerd met nieuwe complicaties. Zijn
studies raken in het slop en de clash tussen zijn achtergrond en de hare blijkt
mettertijd vele malen groter dan zij in haar jeugdige overmoed dacht. Hoe het
verdergaat tussen hen beschrijft ze in vogelvlucht. Daarbij voert ze de vaart
en de spanning op. Dit versnelde tempo houdt ze ook aan in de laatste episode,
waarin ze veertig jaar na die bewuste zomer opnieuw naar Maâder reist.
Ann Graus heeft Het
land waar de stenen je kennen in het Nederlands geschreven en vervolgens
vertaald naar het Frans. Beide versies zijn tegelijkertijd verschenen. Nuchter
en afstandelijk zet ze de jaren 1970 neer, waarin ze zich ontworstelde aan het
ouderlijke juk. Voor de gebeurtenissen die vanaf de zomer van 1981 een nieuwe
wereld voor haar openden, schakelt ze over van de derde naar de eerste persoon.
Ze beschrijft haar verblijf bij Mohameds familie in Marokko intens en met veel oog
voor de bonte couleur locale. Die komt overigens terug in de aarderode snee van
het boek, die bedrukt is met Berbertekens en -symbolen. Het meest ontwapenend is
Ann Graus, wanneer ze zowel haar ervaring met de verrijkende als met de ontwrichtende
kracht van cultuurverschillen belicht.
Ann Graus: Het land waar de
stenen je kennen, Houtekiet, Antwerpen 2023, 278.p. ISBN 9789052403984.
Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan