Het minste dat
men over César Aira kan zeggen is dat deze Argentijn een opvallend type
schrijver is. Niet enkel omdat hij een recordaantal publicaties -- waarvan het
merendeel fictieverhalen -- achter zijn naam heeft staan, maar ook omdat hij
een apart soort schrijven huldigt. Zoek bijvoorbeeld niet naar een ingenieuze
plot die het geheel van de roman zou omspannen, want zulke plot is er niet echt.
Er is enkel een buitensporig, wild voorthollend verhaal, een soort perpetuum
mobile, over een wetenschapper die in de Argentijnse pampa’s op zoek gaat naar
een zogeheten ‘legibreriaanse haas’, een ongrijpbaar mysterieus dier dat zou
kunnen vliegen en iets te maken hebben met een of andere diamant waarop geaasd
wordt -- maar het zou ook het personage van een verhaal kunnen zijn, of een doodgewone
fabel. Hoe dan ook: tot op het einde wordt er mist gespuid rond dit ongrijpbare
‘wezen’ dat niemand ooit gezien heeft en dat tot het einde toe onafgebroken twijfels
blijft oppoken omtrent zijn bestaan.
Ziedaar César Aira ten voeten
uit. Centraal in zijn -- als ik het met enige overdrijving zo mag noemen -- veredeld
cowboyverhaal staat de Engelsman Clarke, natuuronderzoeker en zoöloog, die een
zwager zou zijn van de befaamde Charles Darwin en behept is met de Britse
cliché-kenmerken zoals daar zijn: beschaafd, rationeel, gereserveerd, en derhalve
behoorlijk dor en droog. Hij wordt op zijn tocht vergezeld door de gids Gauna (die
van zijn gids-zijn weinig laat merken) en de aquarellist Carlos (die gedurende
de ganse reis niet één werk produceert). Zij toeren rond in het indianengebied
van de Mapuche, de inlandse ‘wilden’ die hun eigen logica er op nahouden en
daarover kwistig filosoferen, wat de flegmatieke Brit dan vanuit zijn eigen Europese
logica herinterpreteert, een en ander al dan niet begrijpelijk voor de lezer. Een
staaltje van dit laatste: ‘De Mapuche schiepen voortdurend continuïteiten, ze
waren daar zo bedreven in dat ze niet eens meer zichtbare of virtuele schakels
gebruikten, nee, die verbindingsfunctie hadden ze aan het continuüm zelf
toebedeeld’. Begrijpe wie kan.
Dat ‘continuüm’ is overigens een vast item doorheen het hele
verhaal. Maar er de vinger op leggen – ho maar! Volgens de uitleg die Clarke te
horen kreeg van een der indianen zou voor hen het continuüm ‘de sleutel tot
alles’ zijn, of ‘een ontastbare band die overal omheen werd gelegd’. Op een
bepaald moment denkt Clarke er de hand op te kunnen leggen, maar zijn ogenschijnlijk
wetenschappelijke uitleg over het fenomeen raakt kant noch wal en belandt in
pseudofilosofisch drijfzand. Het continuüm lijkt telkens te ontsnappen aan definiëring…
net zoals overigens de mysterieuze haas.
Maar het is niet uitsluitend dit
soort intellectueel gefrazel (hoe spitsvondig ook) waar Aira zijn roman mee
stoffeert. Tijdens hun
doortocht raakt het drietal Clarke-Gauna-Carlos betrokken bij een moorddadig
conflict tussen enkele Mapuche-stammen die onder elkaar een niets ontziende oorlog
uitvechten. Om een onbegrijpelijke reden wordt Clarke zowaar benoemd tot
gelegenheidsbevelhebber. Het van de pot gerukte relaas over de spectaculaire
clash die daarop volgt, krijgt quasi nonsensicale allures wanneer ook allerhande
vreemde dieren erbij betrokken raken. Het is overigens niet de enige keer dat
Aira zijn verhalen laat balanceren op een hachelijk evenwicht tussen fantasie
en werkelijkheid. Hij bekomt ermee -- en dat is zijn kracht -- dat een in wezen absurdistisch verhaal
geloofwaardig blijft overkomen alsof het een alledaagse werkelijkheid betreft.
Aira’s verhaal (uit 1991) wurmt zich verder
doorheen nog andere geschifte toestanden naar een einde toe waarbij alles op een éclatante manier in de plooi valt, in een onwaarschijnlijke setting zoals die,
luidens een der participanten, ‘enkel in
romans voorkomt’; waarop Clarke zich tegendraads laat ontvallen ‘dat romans zich
alleen in de werkelijkheid afspelen’. Of hoe Aira zich erin verkneukelt zijn
lezers doorlopend op het verkeerde been te zetten
door de tastbare werkelijkheid te ondermijnen, ongrijpbare redeneringen te
debiteren of realiteit en fantasie dooreen te klutsen. Dit alles kundig verzacht door verdoken
humor die zó subtiel opgaat in het relaas dat het nauwelijks iemand opvalt, of
het geloofwaardig verloop van het verhaal in de weg staat. Handig weet Aira
zich steeds weg te improviseren uit
de zelfgeschapen chaos waar hij zich al schrijvende in klem heeft gereden. Hij
komt altijd wel ergens uit. Wat
je zijn ‘intelligente gekte’ zou kunnen noemen lijkt zodoende wel het surrealistisch
spelletje van een op hol geslagen fantast voor wie ongeremd schrijven zijn lust en leven
is.
César
Aira: De haas, Koppernik, Amsterdam 2023, 263 p. ISBN 9789083295589.Vertaling
van La liebre door Adri Boon. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan