Het lijkt erop dat Hanna Bervoets met Leer me alles wat je weet
haar Grote Roman heeft willen schrijven. Er komt veel in samen wat al voorkwam
in haar eerdere romans: aandacht voor wetenschap, technische vernieuwingen en
ziekte. Zie Ivanov, Wat wij zagen en Welkom in het
rijk der zieken. Dat laatste boek gaat over de blijvende schade van Q-koorts, en
hier is Bervoets ervaringsdeskundige: ze heeft zelf een chronische ziekte. En dan
is er het zich bewegen in lesbische/homoseksuele of in het algemeen genderbrede
kringen. De auteur kiest voor een lange periode. We volgen een groot deel van
het leven van Bervoets’ heldin, Daniel de Koster, van ongeveer haar 20ste
tot haar redelijk onverwachte dood op haar 59ste.
De roman start met de mededeling dat Daniel nu twee jaar dood
is, dus misschien wordt de lezer wel nieuwsgierig naar hoe dat zo gekomen is. Haar
weduwe, Jodie, wil het in elk geval helemaal weten en reconstrueren. Op weg
naar het einde komen we met enige regelmaat vette cliffhangers tegen, vooral
over een naderbij komend ‘rampjaar’, zowel in relationeel opzicht als op het
gebied van het werk van Daniel en Jodie. Als we eenmaal daar zijn, voelt de
ramp niet zo rampig.
Hoe dan ook: het begin van de
vertelde tijd ligt in de jaren 1980. Het is die van de vrouwencafés en van
aids. De uit de provincie afkomstige Daniel komt via haar huisgenoot Sjoerd
terecht in de zogeheten Dunker, het bureau van de hiv-vereniging (het
aidsmilieu kwam ook aan de orde in Ivanov, maar dan in New York). Daar
is het hiv-netwerk ontwikkeld. Ze ontpopt zich er tot trefzeker en behulpzaam type.
Maar de vrijwilligers waaieren uit, Daniel moet wat anders vinden. Op het eind
van haar periode in de Dunker is ze verliefd geworden op een met aids besmette
vrouw. Die heeft op het laatst van haar leven haar toevlucht genomen tot het
drinken van een homeopathisch goedje, dat in de ogen van Daniel werkelijk
helemaal niets doet, en dus feitelijk gevaarlijk is. Het brengt haar als
vanzelf bij haar volgende baantje, deze keer wel betaald, bij de Club tegen
Medische Fantasmagorie (zeg maar de voor Nederlanders bekende Vereniging tegen
de Kwakzalverij).
Na een journalistieke doodzonde (ze belazert een regulier fysiotherapeute
met aandacht voor alternatieve geneeswijzen als acupunctuur) ziet Daniel ‘het
licht’, een bekering die we kennen uit vele heiligen- en heldenlevens. Even
fanatiek als bij haar vorige baantjes gaat ze nu (vooral) vrouwen bijstaan die
haar vorige werkgever ‘erwtenprinsesjes’ noemde: zeurende vrouwen van wie de
klachten in het officiële medische circuit maar niet serieus genomen worden. In
het bijzonder is er aandacht voor endometriose, een aanvankelijk lastig te
diagnostiseren ziekte, waar pas de laatste jaren echt serieuze aandacht aan
gegeven wordt. Het duurt even voor de vrouwen op allerlei forums deze nieuwe
Daniel accepteren, maar al snel gaat ze als vrijwilliger met hen mee de spreekkamer
in om aan te dringen op doorverwijzing en beter onderzoek. Jodie is een
19-jarige studente als haar moeder de hulp van Daniel inroept. Jodie valt als
een blok voor Daniel, weet zich aan haar op te dringen, in haar bed te belanden
en partner te worden in hun stichting Lucille. Dit bedrijf gaat als een speer,
tot Daniel er iets bij gaat doen: vrouwen begeleiden die hun artsen voor de
rechter gesleept hebben. Het ‘rampjaar’ zet in…
De periode waarin Daniel voor de
hiv-vereniging en voor de Club werkt, wordt lekker en ook knap beschreven. Je
krijgt een mooi tijdsbeeld en de auteur verliest zich niet in allerlei details
waarvan het deel over haar leven met Jodie juist vergeven is. Dat kan van alles
wezen, van het kiezen van een ijsje bij een tankstation tot een verhandeling
over het gebruik van theezakjes. Het helpt ook niet echt als een episode van
het leven van de heldin begonnen wordt met een koddige eerste zin als ‘Op een
ochtend, het was een jaar na haar ongeluk, besloot Daniel dat de vloer vies
was’. Maar het kan natuurlijk zijn dat Bervoets hier knipoogt naar de
vertelwijze van heldenverhalen, omdat ze daarna nog een paar keer zoiets doet.
Waarom het
leven van Daniel zo uitvoerig uit de doeken gedaan moet worden, blijft een beetje
duister. Ja, de verteller is verliefd, vertelt over hoe mooi Daniel is. Maar de
lezer krijgt niet een echt sympathieke Daniel te zien. Ze is enigszins hoekig, nukkig,
nors, op een enkele uitzondering na niet bereid tot glimlach of gulle lach of
ironie; ze lijkt een tikje egoïstisch, misschien zelfs narcistisch, ondanks
haar toch altruïstisch ogende werk. Er wordt dan ook een grapje gemaakt over
haar naam, Danielle zou een stuk leuker geklonken hebben. Het kost Jodie moeite
om niet te gaan huilebalken over het feit dat ze haar studie voor Daniel
opgegeven heeft. Pas helemaal op het eind van hun relatie krijgt en voelt ze
enige vrijheid. Ze bloeit maatschappelijk pas op kort voor en na de dood van
Daniel, in een nieuwe baan en als gemeenteraadslid.
Het boek wordt een beetje vreemd verteld. Daniels
heldendaden en missers (ook Herakles ging wel eens over de schreef) worden
opgetekend door een, zoals dat hoort, alwetende verteller, die ook een beetje
haar discipel is. Het is Jodie, in de ik-vorm, hartsvriendin en partner. Ze
beschikt over getuigenissen en een heel archief met documenten, waaronder talloze
e-mails. Maar deze onderzoekster kan op een en dezelfde pagina op de proppen
komen met zinnetjes als ‘Ze zal die dag wellicht een omweg genomen hebben’ én
in het hoofd van Daniel zitten. Of in het hoofd van een van fout medisch
handelen beschuldigde arts. Ze beschrijft Daniels dood ook van binnenuit. Ze
heeft besloten dat het leven van de heldin grondig en uitvoerig bezongen moet
worden. Ook haar dood trouwens, die net niet helemaal opgehelderd wordt, of in
elk geval bevraagd.
Het is alles bij elkaar de makke van een biograaf, die graag wat dingen
invult ‘voor de inleving’, en zoveel informatie en weetjes levert, dat je je
belangstelling verliest en dan maar een beetje gaat kijken naar de taal. Dan
zit je bij Bervoets meestal wel goed. Die vieze vloer komt werkelijk
schitterend tot leven. Maar hoe vlot verteld sommige medische casussen ook
worden, je vergeet alle namen die erbij horen heel snel. Ik weet dat je dat
eigenlijk niet mag zeggen (de auteur vond immers dat ze nodig waren): 580
pagina’s is echt te veel van het goede. Als je als lezer nou nog van Daniel had
kunnen houden, was het wellicht beter vol te houden geweest.
Je leert wel een hoop
over de huidige medische wereld, in alle beschreven periodes. Een arena is het
vaak, macht is het kernwoord. Maar Bervoets dramt niet, ze geeft een
genuanceerd beeld. Het is ook een warm pleidooi anders naar de diagnose van
vrouwen en mannen te kijken, een actuele discussie. Leuk is het milieu dat
Bervoets ons toont: bijna vanzelfsprekend zijn alle echt beschreven
verhoudingen man-man of vrouw-vrouw.
Hanna Bervoets: Leer me alles wat je weet, Pluim, Amsterdam
2023, 580 p. ISBN 9789493304970.
Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan