De Tsjechische
Schrijver Karel Capek (1890-1938) is bij ons weinig bekend (al publiceerde uitgeverij
Voetnoot eerder al verschillende vertalingen van zijn werk) maar is een
belangrijk figuur in de literatuur van zijn vaderland. Een internationaal
publiek kent hem vermoedelijk nog het best als de auteur van het toneelstuk De
Zaak Makropoulos (1922), dat de basis vormde voor Janaceks gelijknamige
opera. Daarnaast is zijn internationale reputatie ook in grote mate te danken
aan een aantal moderne sprookjes die hij schreef, en die gebundeld werden in
deze uitgave, die oorspronkelijk in 1932 het licht zag. Karels broer Josef, die
ook een van de verhalen schreef, verzorgde de schitterende kinderlijke
illustraties en is verder vooral belangrijk als de bedenker van het woord
‘robot’ dat via Karels toentertijd beroemde toneelstuk R.U.R. (1920)
wereldwijd ingang vond.
De sprookjes zijn een openbaring. Čapek publiceerde verschillende
studies over sprookjes, over hun structuur en personages, en heeft die
inzichten gebruikt om moderne varianten op oude literaire tropen te creëren.
Zijn sprookjes lopen dan ook vol hedendaagse figuren zoals politie-agenten,
detectives en postbodes, maar ook meer traditionele figuren zoals rovers,
feeën, draken, magiërs en watermannen. Wat ze allemaal gemeen hebben, is hun
gewoonte om gebruik te maken van moderne attributen: auto’s, stoomboten,
treinen, en wat dies meer zij. Zo ontstaan eclectische sprookjes die bol staan
van de actie, maar die toch onverminderd de wonderlijke elementen bevatten die
we in traditionele sprookjes verwachten, van sprekende dieren over betoverde
prinsessen tot miraculeuze transformaties.
De sprookjes lezen als een
trein. Er is geen enkel moment van verveling en de loutere verbeeldingskracht
die Čapek aan
de dag legt (van een oud vrouwtje dat op alfabetische wijze een eindeloze reeks
scheldwoorden spuit tot een veelkoppige draak die van het dierenasiel naar de
flat van een burgermannetje verhuist) is verbluffend. De sprookjes zijn ook
zeer wijdlopig, met eindeloze nevenverhalen, uitweidingen en
verhalen-in-het-verhaal. Zeker het eerste en langste sprookje, ‘Het Grote
Kattensprookje’, is in dat opzicht een tour de force. Maar alles wordt
tegelijk zo compact en levendig verteld dat je als lezer door de bladzijden
heen raast, geholpen door de faux-naïeve tekeningen van broer Josef.
De presentatie
van het boek is ongewoon. De huisstijl van uitgeverij Voetnoot is old school
gepixelleerd, wat een onverwachte verpakking is voor sprookjes, zelfs sprookjes
uit de moderne avant-garde van de jaren 1920 en 1930. Samen met de nostalgische
tekeningen van Josef werkt dat zeer goed, niet het minst omdat het ongewoon
geblokte lettertype zich in de praktijk zeer vlot laat lezen. Op die manier is
ook de presentatie van het boek een leuke knipoog naar het idee van moderne
sprookjes die zich nadrukkelijk in de wereld van de moderne technologie
begeven. Maar bovenal is dit boek verrukkelijk om te lezen, van begin tot eind
een puur literair genoegen.
Karel Čapek, Josef Čapek: 9 Sprookjes + 1 Extra, Voetnoot, Amsterdam
2023, 262 p. : ill. ISBN 9789491738883. Vertaling van
Devatero pohádek door
Edgar de Bruin. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan