Zo worden ze niet meer gemaakt, de romans van vandaag.
Wat Paul Claes doet in Ouroboros, een sequel van de Odyssee, is
tegelijk traditioneel en ongezien. Traditioneel in de zin van: aansluitend bij
de traditie. Ouroboros is een epos in hexameters dat een vervolg biedt
op een van de allergrootste klassiekers uit de westerse canon. Zo werd
eeuwenlang literatuur gemaakt, met behulp van vaste vormen en retorische technieken,
en uitgaande van bestaande stof die hernomen, gevarieerd en aangevuld werd.
Tegelijk is het ongezien, want het is wel heel lang geleden dat er in de
Nederlandse literatuur nog eens een boek volgens dat recept verscheen. Ouroboros
is daarmee vintage Paul Claes, de kameleon onder de schrijvers die zich in eerder
werk uiteenlopende stijlen uit verschillende periodes aanmat. Deze keer meet
hij zich dus met Homerus.
Ouroboros vertelt wat er met Odysseus gebeurt na
zijn terugkomst in Ithaka, na tien jaar Trojaanse oorlog en nog eens tien jaar
omzwervingen. Blijkbaar valt het hem lastig om thuis te blijven, want hij gaat
bijna onmiddellijk weer op pad, deze keer om een geschikte bruid te vinden voor
zijn zoon Telemachos. Hij denkt aan Nausikaä, de prinses uit de onvergetelijke
passage in de Odyssee als hij aanspoelt bij de Faiaken; haar wil hij
voor zijn zoon. Maar het is een reis vol gevaren, problemen en misverstanden.
Nausikaä voelt meer voor Odysseus dan voor een huwelijk met zijn zoon, Penelope
wil niet nog een keer eindeloos zitten wachten en bedenkt een list zodat ze hem
achterna kan reizen, en ze blijft deze keer bovendien niet onverschillig voor
een aanbidder en Poseidon lijkt nog steeds vertoornd. Dat alles mondt uit in een
shakespereaans drama: aan het einde vindt bijna iedereen de dood, enkel
Telemachos en zijn bruid overleven en worden de nieuwe heersers van Ithaka.
Uiteindelijk
is dat het thema van Claes’ roman: de vraag hoe de dood overwonnen kan worden,
gesymboliseerd in het leidmotief van de slang die in haar eigen staart bijt, de
ouroboros, waardoor er geen begin en geen einde meer bestaat. Gesuggereerd
wordt dat onsterfelijkheid bereikt kan worden door grootste daden te stellen
die in het collectieve geheugen gegrift blijven (type Achilles), of door weg te
lopen van je lot en zo trachten je leven te verlengen (de techniek die Odysseus
beproeft), of door een literair werk te schrijven met eeuwigheidswaarde (Grote
literatuur à la Homeros, die bij Claes weer eens tot leven gewekt wordt,
waardoor het punt meteen gemaakt wordt). De teleurstelling is groot als blijkt
dat onsterfelijkheid dus metaforisch opgevat dient te worden en biologische
onsterfelijkheid onmogelijk is. Het echte eeuwige leven bestaat niet – ook de
‘onsterfelijke’ goden bestaan niet, maakt een priester duidelijk; om leven
mogelijk te maken moet er gestorven worden. Niet voor niets laat Nausikaä zich
in deze roman Kora noemen, naar de dochter van Demeter die een half jaar in de
bovenwereld en een half jaar in de onderwereld vertoeft, en hangt ze de cultus
van de wedergeboorte aan. Uiteindelijk blijkt, ook wetenschappelijk (na een
bijzondere twist in de laatste twee zangen van Claes’ epos), dat de enige
manier om echt voort te leven is via het verwekken van een nageslacht.
Claes laat in zijn
twaalfde roman al zijn obsessies samenkomen die hij in eerder werk uitvoerig
behandelde: de klassieken, intertekstualiteit, de vegetatiemythen, Freud en het
gebruik van klassieke vormen. Met gebruikmaking daarvan wordt hier literatuur
gemaakt, en ik kies heel bewust dat onromantische werkwoord dat het
geconstrueerde karakter benadrukt. Niets geen inspiratie en persoonlijke
besognes, maar kennis, techniek en vormbeheersing. Overdreven erudiet en
bloedeloos voor de een, voor de ander een tour de force van een van de laatste
schrijvers met metier.
Paul Claes, Koenraad Tinel.:Ouroboros. Odyssee 2.0, Klein, s.l.
2023, 172 p. ISBN 9789464774405
deze pagina printen of opslaan