‘De nieuwe en onstuimige republiek Vlaanderen’
Naar aanleiding van de
vijfennegentigste verjaardag van de Leuvense historicus Lode Wils wijdde Wetenschappelijke
Tijdingen een lijvig nummer aan diens levenswerk (zie WT, 2024/1).
Het besluit met een uitvoerige beschouwing van hoofdredacteur Bruno De Wever
over Wils’ laatste boekpublicatie Vlaamse beweging, sociale beweging?
uit 2023. Over dat vuistdikke boek werd Wils eerder herhaaldelijk geïnterviewd,
onder meer door de redactie van Knack en die van De Morgen. In
laatstgenoemde krant liet de krasse negentiger de vraag optekenen waarom
niemand aan Vlaams-nationalisten de vraag stelt waar zij precies de grens
zouden trekken van een ‘toekomstige Vlaamse republiek’ (zie DM, 11 juli
2023). Een erg prikkelende vraag uiteraard, omdat ze niet zonder enige kennis
van de Vlaamse beweging, de al gerealiseerde staatshervorming en de huidige
verkaveling van het Belgische politieke landschap te beantwoorden valt. Een
mogelijk antwoord wordt, onbedoeld en geheel los van de door Wils gestelde
vraag, aangereikt in Johan Reyniers’ gedachtespinsel De terugkeer van de
geopolitiek. Een buitelend, rijmloos, pamfletachtig gedicht dat zich van de
rijke vaderlandse geschiedenis bedient om de imaginaire contouren van een
toekomstig zelfstandig Vlaanderen uit te tekenen en – meer nog – te ironiseren.
Dit
flinterdunne boekje, dat slechts een enkele, over iets meer dan vijftien
bladzijden uitgesmeerde tekst offreert, sluit naadloos aan bij eerder gepubliceerd
werk van Reyniers zelf. Een van de drie motto’s is afkomstig uit ‘Het geweld
van zuiverheid’ van zijn lievelingsschrijver Stefan Hertmans, wiens essays de
auteur vrij onlangs bloemleesde en volgens een bepaald thematisch patroon in
twee kloeke delen herschikte in De essays 1982-2022. In het motto is sprake
van ‘dat onnozel stukje Nederland net onder de Westerschelde’, en dat kan niet
worden misverstaan. Bovendien zou Reyniers’ op historische gronden gefundeerde literaire
spielerei evengoed deel hebben kunnen uitmaken van zijn vorig jaar
gepubliceerde, warm ontvangen debuutbundel Bent u nog in Afghanistan?, waarnaar in de
flaptekst vanzelfsprekend wordt verwezen.
Duidelijk is dat Reyniers op even
speelse als overwogen wijze het concept – en de daarmee verbonden regio – ‘Vlaanderen’
ondubbelzinnig problematiseert, ja zelfs ridiculiseert. Gezien het doorlopend
gebruikte preteritum (de onvoltooid verleden tijd en voltooid verleden tijd) wekt
het opgeroepen verhaal de indruk in het verleden te zijn gesitueerd, zoals de openingszin
meteen suggereert: ‘Toen de regering / van het Koninkrijk der Nederlanden / had
besloten dat […] /achtte de overheid / van / de nieuwe en onstuimige /
republiek Vlaanderen’... Maar de bewuste vermenging van bedaagde of vervlogen concepten
(zoals het ‘Koninkrijk der Nederlanden’ of de ‘Generaliteitslanden’) met nog
bestaande gegevens (zoals ‘Vlaamse garnaalvissers’, ‘het Vrijthof’, ‘het Schoon
Verdiep’) maakt de tekst tegelijk anachronistisch en eigentijds.
Wie van historische allusies
houdt, vindt in deze tekst een waaier aan mogelijkheden om aan het associëren
te slaan. De terloopse verwijzing naar ‘Van Speyk’, waarbij een kanonneerbootcommandant
uit vaderlandsliefde zijn fregat en zichzelf opblies (anno 1831), doet spontaan
denken aan religieus of ideologisch gemotiveerde zelfmoordacties. Zoals
‘broeders van dezelfde stam’ herinnert aan de Groot-Nederlandse gedachte en aan
de geschriften van de Utrechtse historicus Pieter Geyl (1887-1966), die vanaf
1919 in Londen een goed deel van zijn journalistieke en historiografische krachten
wijdde aan een imposante (driedelige) Geschiedenis van de Nederlandse stam (1930-1937).
Zoals ook de hier vermelde ‘eed van trouw’ onwillekeurig aan de sinds 1934
gezworen ‘Treueeid auf den Führer’ herinnert. Idem voor ‘één onfortuinlijk
schietaccident’ dat, behalve een generieke verwijzing, ook een knipoog zou
kunnen zijn naar de beroemde aanslag van de Bosnische Serviër Gavrilo Princip (1894-1918)
op Aartshertog Franz Ferdinand (1863-1914), kroonprins van de dubbelmonarchie
Oostenrijk-Hongarije, in juli 1914.
Het hier opgeroepen scenario van
een zich militair en geopolitiek manifesterend ‘Groot-Vlaanderen’, dat niet
overeenstemt met de huidige taal- en landsgrenzen maar het resultaat is van wat
‘de knapste koppen / vanuit de kanselarij’ hebben beraamd, geeft stof tot
nadenken én tot gniffelen. Dat de geslaagde gebiedsuitbreiding zowel in Franse
als Nederlandse richting historisch te funderen valt en tegelijk volstrekt
denkbeeldig is, verleent de tekst een satirische, ja zelfs hilarische inslag.
‘De nieuwe grenzen’ waarvan sprake zijn een reprise van allang verschoven oude
grenzen: de nieuwe zouden overigens alleen maar kunnen bestaan als ze door buitenlandse
grootmachten worden erkend (door de Heilige Stoel van Vaticaanstad bijvoorbeeld
of Rusland, dat uitgerekend ‘op de Krim een gedenkteken’ voor een ‘in de
rechterbil’ getroffen ‘Vlaamse dienstplichtige’ zou willen oprichten).
Deze Vlaamse
gebiedsuitbreiding beïnvloedt uiteraard de buitenlandpolitiek van de naburige
naties. Frankrijk vraagt Duitsland tussenbeide te komen, maar de Duitsers houden
‘wijselijk’ de boot af en ook ‘buurman Wallonië’ – in dit utopische scenario
wellicht ook een onafhankelijke staat – geeft ‘niet thuis’. Maar felicitaties
komen er wel van ‘de premier van Schotland’ en de facto ook van het kranige
maar piepkleine Gibraltar, dat ervoor kiest ‘tweeëntwintig saluutschoten [te]
lossen’. Terwijl ‘ten noorden en ten zuiden / van de Pyreneeën de Basken [zich
begonnen] / te roeren’, blijft het op ‘de residentie / van de voormalige Belgische
koning / in Saint-Tropez’ opvallend stil.
De terugkeer van de geopolitiek
is volgens de lange ondertitel een ‘kleine bijdrage tot de toekomstige
geschiedenis van de republiek Groot-Vlaanderen’. Je zou die bijdrage ook kunnen
beschouwen als een puntig essayistisch prozagedicht – zo dat genre al bestaat –
waaruit blijkt dat ‘het verleden besmettelijk [is]’, zoals in het aan de
Bulgaarse schrijver Georgi Gospodinov ontleende derde motto te lezen staat. De
ironische knipogen naar het Belgische, dan wel Nederlandse verleden maken in één
klap duidelijk dat evident geachte (geografische of topografische) aanduidingen
even ambivalent of ‘amfibisch’ zijn als de Vlaamse ‘marine-fuseliers’ die
Zeeuws-Vlaanderen innemen en zich wederrechtelijk Nederlands grondgebied toe-eigenen.
De flitsende,
lichtvoetige tekst zet aan tot nadenken over de vraag of de geschiedenis in
staat is zich te herhalen. Het antwoord op die speculatieve vraag zal
ongetwijfeld laveren tussen de twee uitersten die in dit verhaal letterlijk worden
onderstreept: het modale bijwoord niet (in de aanhef) en het bijvoeglijke
naamwoord alle (in de slotregels). Is geopolitiek een kwestie van alles
of niets? Reyniers’ aanstekelijke tekst varieert in ieder geval op een gedachte
die Ilja Leonard Pfeijffer aan het superieure hoofdpersonage toeschrijft in zijn
onovertroffen roman Alkibiades: ‘De geschiedenis herhaalt zich zelden opzichtig, maar na afloop van de
gebeurtenissen blijkt zij dikwijls achter nieuwe maskers en in modieuze
kostuums een oud stuk te hebben opgevoerd’. Dat laatste kan na lezing van
Reyniers’ korte historische excursie onmogelijk nog worden betwijfeld.
Johan Reyniers: De
terugkeer van de geopolitiek. Kleine bijdrage tot de toekomstige geschiedenis
van de republiek Groot-Vlaanderen, Fluxenberg, Gent 2024, 25 p. ISBN 9789464782363.
Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan