Een rotvolkje
Nu en dan verzucht iemand, terecht,
dat het toch zo jammer is dat er relatief weinig boeken voor volwassenen
verschijnen met illustraties. Alsof dat aan een bepaalde leeftijd gebonden zou
zijn. Illustrator/auteur Ludwig Volbeda verwoordde het onlangs in een interview
met Trouw (7.8.2024) erg mooi: ‘Blijkbaar moet je het beeld ontgroeien.’
Sommigen vroegen zich af of Grunberg een jeugdboek geschreven had, daar zie je het
ook aan. De Bezige Bij ging er vol voor, dat kan uiteraard bij een groot
schrijver als Arnon Grunberg. Niet alleen werd illustratiegrootheid Thé
Tjong-Khing ingezet, maar ook een van de beste boekverzorgsters van ons land, Irma
Boom.
De
begeleidende én uitbreidende Illustraties passen uitstekend bij de satire die Zevenpoot
is. Zevenpoot is het piepkleine, achtbenige kind genoemd Mom van meneer en
mevrouw Knoblauch. Alles en iedereen in Nederland wordt in het volle, kritische
licht gezet. Een reeks ijdeltuiten en enorme ego’s torent uit boven het arme
echtpaar Knoblauch. Op de eerste tekening staat een reus van een arrogante
gynaecoloog, die ook erg mooi getypeerd door Thé zijn assistent afbekt. Deze
gynaecoloog zou graag met Mom en zijn ouders naar zijn tv-heldin Eva Jinek gaan.
In de tram op weg naar het ziekenhuis voor de bevalling wordt mevrouw Knoblauch
door het racistische voetbalvolkje (‘enthousiaste verliezers van de
globalisering’) simpelweg doorgegeven. De illustrator vond de tekening hierbij
de beste, en die staat dus ook op het omslag.
Een groep baardige kunstenaars,
zichzelf afficherend als een progressief kunstenaarscollectief, stort zich op de
‘readymade’ Mom. Ze nemen hem mee naar het Stedelijk Museum om hem tentoon te
stellen op een zaal met een Karel Appel. Bij het vervoer breekt een van Moms
benen af. Het hoofd marketing, met de aanstellerige naam Lopez de Lopez de
Lopez, ziet dat niet als een probleem. Immers ‘Het ware kunstwerk is een
beschadigd kunstwerk’. Het is een van de vele geintjes richting kunstpraat. De
koning en de koningin (Thé geeft haar een enorme hoed) omarmen de
tentoonstelling met Mom enthousiast als ‘het graf van het witte privilege’. En
zo krijgt Mom zijn museumtitel: ‘Wit privilege met zeven benen’.
De Knoblauchs kunnen niet
op zaal slapen bij Mom, dus betrekken ze maar een tentje net buiten het museum.
Ze werken voor het geld nog even voor een bizarre, elitaire vrouw, die graag in
billen knijpt en in de mond gespuugd wordt. Bij de tent krijgen ze gezelschap
van de koning. Die heeft zich laten ombouwen tot kat. Hij is (naar later blijkt
een zeer onbetrouwbare) posthumanist geworden, en moppert wat af over het
rotvolkje waarvan hij koning moet zijn. Ten slotte wordt Mom tot vreemdeling
gebombardeerd en naar Ter Apel gereden. Daar vindt de apotheose plaats, met
belangrijke rollen voor een pedojager genaamd L.M.F. Hulsenbeck en een
Ter-Apelmedewerkster die ontroerd raakt door Moms vluchtverhaal en
smoorverliefd op hem wordt. Het is de voorlopige redding van Mom, in diens
eigen, oergeestige woorden over haar:
‘en voor mij is ze hoe dan ook
de allermooiste van de wereld want ik heb geen keus. Dat staat dus geheel los
van het objectiveren.’
De twee tekeningen van deze vrouw, eentje kennelijk
tegenover Mom (die nauwelijks in beeld komt!) en eentje met zijn ouders, zijn
prachtig en veelzeggend. De illustrator legt even fraai een persoon vast als
een gebouw als het Stedelijk: een enorm witte, bijna spookachtige constructie
met een groengrijze rand tegen een strakblauwe lucht.
Voor Moms ouders is een ander
slot weggelegd.
Dit is de grote lijn. Onderweg komt er nog allerhande karikaturaals
(zoals een de koelkast leegvretende kraamhulp en een natuurgenezer), leuks en grimmigs
over Nederland langs. Het is niet de hele tijd leuk, daarvoor zijn 174 pagina’s
wellicht ook wat veel. Vooral de bladzijden met de vervoerder De La Marseille
zijn traag en wat flauw. Maar het slotstuk, waarin de koning ook nog even mag
uitpakken, haalt je weer bij de les.
Het knappe van deze satire is,
is dat Grunberg Nederland genadeloos blootlegt, maar daarbij vaak de lezers dwingt
tot goed lezen. En zoals bij elke geslaagde satire is het vaak lachen.
Geweldige, heerlijk valse hoofdstuktitels ook. Grunberg zegt over zichzelf dat
hij milder geworden is; dat is dan hier (nog) niet echt te zien.
Bij een satire verwacht je ook doorzichtige (‘speaking’) namen.
Die zijn er ook wel, maar het is lang niet altijd duidelijk wat je er precies
mee moet, zoals met de namen van het echtpaar Knoblauch (Duits voor knoflook).
De naam van de Stedelijk-Museumsuppoost Rottehottevlieg duwt je wel in een
bepaalde richting, hij is (dan ook) corrupt. Duidelijk is het wel bij L.M.F.
Hulsenbeck, de pedojager. Iemand die veel gestudeerd heeft, fulltime politicus
is, en trots is op zijn drie voornamen. Thé Tjong-Khing heeft er geen moeite
mee in elk geval, hij geeft hem het goed herkenbare gezicht van T.H.P. [Thierry]
Baudet.
Irma Boom wordt uitdrukkelijk
genoemd als een van de drie makers van dit boek (alle drie met foto), op de
binnenflap van het omslag. Ze koos voor een opvallend formaat, pagina’s zonder
uitlijning en met een brede marge. Ze laat een schreefletter en een schreefloze
letter samenwerken. De basistekst heeft een schreefletter, maar de schreefloze
valt meer op. Ze gebruikt hem, steeds (behalve voor de editiegegevens) met een
kleine letter en vet, op de titelpagina en de pagina ertegenover, voor de
inhoudsopgave en de hoofdstuktitels. Leg er wat omslagen bij van De Bezige Bij
uit de jaren 1950 en ‘60. Zoals die van remko kampurt: tjeempie! of Liesje
in luiletterland (ook een satire), maar vooral ook het binnenwerk van de
eerste dichtbundels van Lucebert. Dit past ook mooi bij de periode van de werken
in de zaal waar Mom tentoongesteld wordt. Thé tekent de Appel, maar ook een Corneille.
Een bijzonder, geestig en
leerzaam boek, dat ons dus een serenade brengt. Jaja. Een geslaagde
samenwerking van drie grootheden in hun vak.
Arnon Grunberg, Thé Tjong-Khing,
Irma Boom: Zevenpoot, Querido, Amsterdam 2024, 174 p. : ill. ISBN
9789021487267. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan