De danseres, de nieuwe roman van Patrick Modiano
(1945), ademt de melancholische sfeer die zo typisch is voor het oeuvre, dat de
Franse Nobelprijswinnaar al sinds 1968 vormgeeft. Het verhaal begint dan ook meteen
met ‘modianeske’ beelden uit een lang vervlogen periode in het leven van de
verteller: een avond aan het einde van de jaren zestig, laat in november of misschien
al in december; een appartement in Parijs in een gebouw met een zware
koetspoort en een geruisloze lift met glazen deuren; een grote kamer met daarin
nog sporen van een verjaardagsfeestje voor kinderen, waar hij destijds Pierre ging
ophalen.
De
roman draait rond de vraag wat er zou geworden zijn van Pierre en zijn moeder. De
verteller leerde haar, een balletdanseres, kennen via zijn huisbaas in het
Parijse spektakelrestaurant La Boîte à Magie. Uitgerekend in die dagen dat de
beelden van toen bij vlagen in hem opkomen, ziet hij die voormalige huisbaas op
straat. Een akelig gevoel bekruipt hem, want hij waande deze Serge Verzini allang
dood. Hij spreekt hem aan, ze gaan iets drinken, maar de man blijft beweren dat
hij iemand anders is – nochtans draagt hij een zegelring met de initialen SV.
Het voorval wakkert
de beeldenstroom verder aan: het appartement van de danseres aan Porte de
Champerret; het omfloerste licht dat er altijd hing, alsof de gloeilampen er
niet genoeg stroom kregen; de balletlessen die zij volgde bij de – echt
bestaande – Russische Boris Kniaseff; flarden uit haar verleden waarover ze
vertelde, wanneer ze samen te voet onderweg waren in Parijs; haar nabijheid die
het gevoel van leegte en stilstand op de bodem van zijn ziel deed verdwijnen; zijn
armoedige bestaan als schrijver van chansonteksten, terwijl hij verder timmerde
aan een literaire carrière – dit laatste heeft Patrick Modiano uit zijn eigen
leven gegrepen.
De danseres was op de verteller gesteld, maar bij zijn schrijverij had ze
zo haar twijfels. Zelf vond hij nochtans zijn metier niet zo anders als haar ballet.
Beide waren even zwaar, alleen in een andere vorm. Net als zij deed hij immers eindeloze
oefeningen: zij om haar lichaam en hij om zijn geest langzaam maar zeker uit het
harnas te krijgen en zo een toestand van gelukzaligheid en vervoering te
bereiken.
Patrick
Modiano schrijft met De danseres opnieuw een dromerige roman, waarin bij
momenten een verontrustend waas over de gebeurtenissen hangt. Naast de hem
kenmerkende stijl en sfeer, zitten er in dit boek echter ook nieuwe elementen. Voor
het eerst laat hij als geboren en getogen Parijzenaar een verteller worstelen met
het rauwe heden in de Franse hoofdstad. Zo heeft die het meermaals over de
belegering door hordes lawaaierige toeristen en voelt hij zich soms een
vreemdeling in zijn stad vanwege de snelheid waarmee de dingen er veranderen. Verder
lijkt hij op het einde van de rit, meer dan we bij Modiano gewoon zijn, vrede
te vinden in het onvatbare van het verleden.
Dit gebeurt wanneer hij langs het
sinds geruime tijd in onbruik geraakte station d’Orsay loopt en hem daarbij een
situatie voor de geest komt, die zich in gare d’Austerlitz voordeed: ‘[…]
dezelfde ogenblikken, dezelfde gangen, dezelfde gebaren blijven zich door de
jaren heen herhalen. Niets gaat ooit verloren, alles blijft altijd bewaard in
het geheugen van de stoepen, de muren en de stationshallen van de stad’. Die
eeuwige terugkeer van altijd hetzelfde maakt ook dat het antwoord op de vraag naar
wat er is geworden van de danseres en Pierre, niet meer zo belangrijk is: ze ‘hoorden
niet bij het verleden, maar bij een eeuwig nu’.
Patrick Modiano: De danseres,
Querido, Amsterdam 2024,104 p. ISBN 9789021489995. Vertaling van La
danseuse door Paul Gellings. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan