Frans Kuipers blijft
een ongemeen boeiend dichter, ook al is zijn werk niet zo bekend bij
poëzielezers. Zijn meesterschap over klank en ritme is vrij uniek, en dat
verleent aan zijn poëzie een grote suggestiviteit. Ook in Uit hoofde van jut vormt die klanklaag van de taal een belangrijke
component. Ze zorgt voor een grotere consistentie in het vers, voor een
muzikaliteit die hymnisch aandoet, maar ook voor onverwachte betekenisvondsten.
Uit hoofde van jut zinspeelt uiteraard
op de zegswijze ‘de kop van jut’ (de zondenbok). Het lijkt erop dat de dichter
een psychologisch portret wil maken van zijn eigen leven, als kwetsbare
mislukkeling. Dat doet hij allereerst als dichter, gebruikmakend van het medium
dat hem zo lief is. Niet voor niets speelt de taal, als medium maar ook als
thema, een centrale rol in deze gedichten. De dichter ziet zichzelf als een
soort van bevoorrecht medium, iemand die als het ware bemiddelt tussen de mens
en de wereld. In die zin combineert deze bundel een aantal persoonlijke
herinneringen met meer algemene ideeën, met een meer omvattende visie op de
wereld en de mens.
Hoewel de afdelingen verwijzen naar concrete plaatsnamen als Amsterdam,
Sippenaeken en Botshol – allicht verblijfplaatsen van de dichter in Nederland
en België – worden die specifieke ruimtes nauwelijks concreet opgeroepen.
Veeleer is het de dichter te doen om de fauna en de flora, om het samenspel
tussen de vitale natuur en de erin verblijvende en waarnemende mens.
Belangrijker dan die ruimtelijke aanduidingen zijn dan ook de temporele
verwijzingen, die elke reeks verbinden met een seizoen. Zelfs de concrete
jeugdherinneringen her en der in de bundel worden vooral verbonden met die
buitenwereld van de natuur. Dat resulteert in een erg zintuiglijke poëzie, een
lyriek waarbij de evocatieve kracht wordt versterkt door de vele verwijzingen
naar specifieke planten en dieren, met vaak exotische en suggestieve namen. Die
worden verweven met de andere klanken en beelden tot een intrigerend geheel. In
heel wat gevallen doet de dichter zelf trouwens expliciet een beroep op de
mechanismen van de hymne, met tal van herhalingen en aanroepingen (die fraai
ruimtelijk verschuiven op het blad). Daardoor heeft deze poëzie vooral een
evocatieve dimensie. De zintuiglijke indrukken en de associaties zijn erop
gericht een hymne te brengen aan de kosmos en de natuur, met veel aandacht voor
de werking van de vier natuurelementen (aarde, lucht, water en in mindere mate
vuur). Die kosmos vormt een geheel dat voor de dichter de absolute liefde en
een soort van goddelijke aanwezigheid symboliseert. Associaties met het
symbolisme en het sensitivisme van Herman Gorter zijn dan niet ver weg, temeer
daar Kuipers erg dicht in de buurt komt van een mystieke versmelting van mens en
wereld.
Dat
globale perspectief wordt onderstreept door citaten uit de wereldliteratuur
maar ook door de bijbelse toon en de allusies op de Oudtestamentische teksten.
Zij onderstrepen de mythische laag van deze poëzie, die haast een tijdeloze
wereld oproept waarin de cyclische herhaling van de seizoenen en de
momentopnamen elkaar afwisselen. Dat paradijs is echter onmiskenbaar ook
historisch. De dichter verwijst vaak naar die begenadigde momenten in het
verleden, herinneringen die behalve met de natuur ook wel met de godsdienst en
de muziek verbonden worden. De verleden tijd wekt hier echter de indruk dat de
mens grotendeels buiten die natuurvitaliteit staat, dat hij die enkel als
dichter (en dan nog slechts gedeeltelijk) kan oproepen. Zeker naar het einde
van de bundel toe wordt duidelijk dat de dichter geen naïeve eenzaat is, maar
met beide voeten in de wereld staat: herhaaldelijk wordt verwezen naar onze
tijd, met de klimaatproblematiek en de vervuiling, met de vluchtelingen en het
geweld, met de vele ontheemden. De hoop wankelt
in die situatie, maar blijft uiteindelijk overeind. De dichter eindigt
deze mooie bundel als een boodschap in een fles, op zoek naar lezers en
lotgenoten. Men kan enkel hopen dat Kuipers eindelijk de waardering en de
bekendheid krijgt die zijn werk verdient. Uit
hoofde van jut biedt daartoe een uitgelezen kans.
Frans Kuipers: Uit
hoofde van jut, Atlas/Contact, Amsterdam 2024, 78 p. ISBN 9789025475765.
Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan