In 2011 verscheen Atays debuutroman Het
leven in stukken in Nederlandse vertaling bij Athenaeum Polak & Van
Gennep. Het is een duizelingwekkende roman met een cultstatus in Turkije. Hij
verscheen daar in 1972, maar is nog altijd een van de best verkochte Turkse
romans. De roman gaat over griplozen, mensen die geen houvast kunnen vinden in
het leven. In Het leven in stukken, dat oppervlakkig gezien een
speurtocht is naar het zelfmoordmotief van een vriend, worden we geconfronteerd
met de worsteling van Turgut Özben, met zijn plaats binnen de gevestigde orde.
Turguts zoektocht roept vragen op: in hoeverre kennen we de ander? In hoeverre
kunnen we trouw blijven aan onszelf? Wat maakt een mens tot wie hij is, een
land tot wat het is? Özben verdiept zich na het overlijden van zijn
boezemvriend Selim Isik in het leven en de persoon van zijn vriend. Deze
zoektocht is tegelijkertijd een innerlijke zoektocht. De hoofdpersoon schept
een eigen identiteit in de figuur van zijn overleden vriend, de grote
onbekende. De roman is dus een odyssee, een zoektocht naar deze plaatsvervanger
van het eigen ik, dat altijd weer terugwijkt en in particulariteiten
uiteenvalt, de honderden beelden van een Turkse identiteit die nooit samenvalt
met zichzelf. Atay had kritiek op de hervormingen die van Turkije een seculiere
Westers georiënteerde maatschappij moesten maken. Hij verwoordt zo de
teleurstelling in het kemalisme
Dezelfde thematiek is
ook aanwezig in de recent verschenen verhalenbundel Wachten op de angst,
vertaald en met een nawoord voorzien door Hanneke van der Heijden, maar de
politieke laag is altijd op een natuurlijke manier aanwezig in Atays werk. In
de beschrijving van de vervreemding van zijn personages en het niet zichzelf
kunnen zijn binnen de maatschappelijke structuur is Atays maatschappijkritiek
vervat.
De
bundel bestaat uit acht verhalen waarvan de personages wonderlijk goed zouden
passen in de roman Het leven in stukken. De hoofdpersonen in de verhalen
zijn eigenaardige figuren, ‘nietsnutten’ die niet tegen het leven opgewassen
zijn. Atay schrijft helder en direct, hij maakt zijn personages niet sympathiek
of onsympathiek, het is aan de lezer om zijn eigen conclusie te trekken. In ‘De
man met de witte mantel’ volgen we een zonderling figuur die met een witte
mantel door de stad trekt. Hij wordt bejubeld, bespot en opgejaagd. Atay zet
hem in de eerste regels al meteen neer:‘Hij bevond zich in een grote groep
mensen. Hij had geen succes. Hij had geen geld. Hij bedelde.’
In ‘Vergeten’ vindt een vrouw
haar letterlijk vergeten ex-geliefde dood en onder het spinrag op zolder. ‘Wachten
op de angst’ is het langste verhaal in de bundel en misschien wel de meest
fascinerende. Een man krijgt een brief van een geheime sekte waarin hem wordt
meegedeeld dat hij zijn huis niet meer mag verlaten. Hoe absurd hij zich
hiertoe ook verhoudt (de man reageert met irritatie, verzet, paranoia en
berusting), toch blijft het navolgbaar. Je gaat gewoon mee in zijn logica. Dit
geldt overigens voor de hele bundel. Het absurde van de verhalen schiet niet
door in surrealisme. In ‘Wachten op de angst’ laat Atay ook de
vervreemding die voortkomt uit de wankele cultuursynthese tussen oost en west
zien:
‘Omdat
mijn geheugen achteruitging, omdat ik vergat wat ik waar gelezen had, dacht ik
van allerlei gevoelens maar dat het de mijne waren. Waar zou de situatie waarin
ik was beland eerder al treurig zijn geweest? In Egypte? In het oude
Griekenland? Verwisselde ik mezelf met de Fransen of de Duitsers uit de
Romantiek? Ik was de imitatie van iets; maar ik had er niet eens fatsoenlijk
achter kunnen komen wat mijn origineel was.’
Dezelfde cultuurkritiek m.b.t.
authenticiteit lezen we ook terug in ‘Het Houten Paard’. In het verhaal ‘Een
brief’ richt de verteller zicht tot zijn baas zonder dat we vernemen waarom hij
deze brief schrijft en wat hij ermee wil. In ‘Geen ja maar ook geen nee’ werkt
iemand bij een krant waarin hij lezersbrieven beantwoordt en vervolgens de
brief van iemand die zich eigenlijk als een stalker gedraagt analyseert. Het
verhaal ‘Brief aan mijn vader’ schijnt autobiografisch te zijn. Het voelt ook
heel persoonlijk. Zonder sentimenteel te worden ontroert de brief. Dit geldt
eigenlijk voor de hele bundel of misschien wel voor het hele oeuvre van Atay.
Atay is een
intellectuele schrijver, maar een bezielde. Zijn analytische en chaotische
geest creëert spanning die in zijn verhalen tot uiting komt. Zijn werk kun je
rationeel benaderen en allerlei conclusies trekken over de maatschappij en
politieke geschiedenis. Tegelijkertijd schrijft hij dicht op de huid en proef
je hoe intiem zijn verhalen zijn. Het personage in het laatste verhaal ‘De
verhalenventers van het spoor – een droom’ eindigt met de woorden: ‘Ik ben hier
lezer, en waar ben jij?’ Door zijn eigen ziel bloot te geven weet Atay een
persoonlijke relatie met de lezer aan te gaan. Wachten op de angst is
een aanrader.
Oğuz
Atay: Wachten op de angst, Van Oorschot, Amsterdam 2024, 253 p. 9789028214088.
Vertaling van Korkuyu beklerken
door Hanneke van der Heijden. Distributie New Book Collective
deze pagina printen of opslaan