Medea,
of misschien Orestes en Elektra, het zijn plausibele antwoorden op de vraag welke
tragediepersonages als eerste in je opkomen als die vraag je gesteld wordt. Maar
het waarschijnlijkste is het Antigone, en dan wellicht in één adem genoemd met
haar vader (en halfbroer) Oidipous. Al sinds Aristoteles ‘Oidipous Koning’
impliciet de ideale tragedie noemde door er in zijn theorie zo vaak naar te
verwijzen, blijft de wereld gefascineerd door de lotgevallen van het Thebaanse
koningshuis. Kiezen met hart of met het hoofd, spanning tussen het individu en
de hogere machten of ziende blind de afgrond in wandelen: de mythes zijn rijk
genoeg om er blijvend de dialoog mee voeren en er in elk tijdsgewricht iets uit
te halen. Zeker sinds Freud er een prominente plek in zijn theorie aan toewees,
zit ze in het collectieve geheugen en taalgebruik.
Griekse tragedies werden
traditioneel in een trilogie gepresenteerd, maar het thematisch verband werd al
vroeg losgelaten, de ‘Oresteia’ is de enige die we volledig kennen. De drie Thebaanse
tragedies van Sofokles zijn dus niet allemaal even oud, maar werden over vier decennia
geschreven – de man bleef tot hoge leeftijd actief. ‘Oidipous in Kolonos’ werd
zelfs postuum opgevoerd en het is pas sindsdien dat zijn eerdere tragedie met
hetzelfde hoofdpersonage de toevoeging ‘Tyrannos’ kreeg om geen verwarring te scheppen.
De postume is de minst bekende, maar cultuurhistorisch wel heel interessant,
omdat ze verhaalt hoe Oidipous in Athene asiel kreeg en in de wijk Kolonos
stierf. Het zegt veel over hoe de stad zich in mythes wou inschrijven en daarbij
het imago van gastvrije haven wilde propageren. Het grote tijdsverschil in
publicatiedatum zorgt ook voor een interessant verschil in hoe de personages
uitgewerkt zijn. De Kreon van ‘Oidipous Koning’ is een sympathieke oom, in ‘Antigone’
een onverzettelijk heerser.
De drie stukken zijn nu vertaald en toegelicht door Patrick
Lateur. De man is duidelijk op dreef. In het voorjaar verscheen pas een
vertaling van het volledige werk
van Aischylos en nu dus dit. In een uitgeverslogica was die
Aischylos evident: de laatste volledige uitgave dateert van 1975. Voor Sofokles
is die denkwijze minder dwingend, Oidipous Koning en Antigone verschenen samen
in 2008, toen van de hand van Gerard Koolschijn.
Wie goed is, doet echter zijn
zin, en terecht. Patrick Lateur levert opnieuw sterk werk af. De tekst is naar
een modern idioom gebracht, maar met respect voor de stijl en toon van het
Griekse origineel dat verschillende registers hanteert. De vertaling wordt in
eindnoten toegelicht en die zijn misschien wat te overvloedig, maar daar speelt
zeker Lateurs leerkrachtenverleden mee. Bovendien geldt bij het ontsluiten van
teksten die niet altijd even evident te volgen zijn: beter te veel dan te
weinig commentaar. Ook de ‘inleiding’ (eigenlijk achteraan het boek) is goed en
to the point. In negen stukken licht Lateur het werk verder toe. Het gaat van
een uitleg van wat de tragedie tot tragedie maakt over een kijk op de
belangrijkste personages tot duiding bij zijn eigen vertaling. Sommige onderdelen
zijn wat te beperkt, maar dat kan niet anders: over de receptie van de stukken
kan je bijvoorbeeld een volledig boek schrijven, minstens. Hier zetten ze net
genoeg aan het denken om zin te krijgen verder te lezen.
Soit, het eeuwige leven is veel,
maar we hopen stilletjes dat Patrick Lateur daarin op Sofokles lijkt dat hij nog
vele jaren actief blijft. Wij kunnen er als lezer alleen maar beter van worden.
Sofokles,
Oidipous en Antigone. Drie tragedies, Damon, Utrecht 2024, 320 p. ISBN
9789463403535. Vertaling door Patrick Lateur
deze pagina printen of opslaan