Al jaren liep de Italiaanse schrijver
Alessandro Baricco (1958) naar eigen zeggen rond met het idee om drie verhalen
met hetzelfde uitgangspunt te schrijven: twee personages die elkaar ’s nachts
in een hotellobby ontmoeten, even in gesprek raken en bij het eerste licht weer
voorgoed uit elkaar gaan. Met Driemaal bij dageraad heeft het opperhoofd
van de hedendaagse Italiaanse literatuur een speels kleinood geschreven, zonder
afstand te doen van de lichtvoetige filosofische toon die zijn eerdere werk
kenmerkt.
Een
concrete aanzet tot het boek kwam er echter pas toen Baricco bezig was met zijn
vorige roman, Mr Gwyn. Daarin besluit de gevierde auteur Jasper Gwyn
zijn leven over een andere boeg te gooien. Hij publiceert in The Guardian
een lijst van tweeënvijftig dingen die hij voortaan afzweert: een daarvan is
het schrijven van fictie. Hij duikt onder, huurt een ruim atelier dat hij
volgens zeer specifieke richtlijnen laat aankleden en portretteert er zijn
klanten. Of liever, hij kopieert ze in woorden: dertig dagen lang moeten ze van
vier uur ’s middags tot acht uur ’s avonds naakt in de kamer zitten, waar Gwyn
hen observeert. Gepraat wordt er nauwelijks. Soms daagt hij zelfs dagenlang
niet in het atelier op. Maar wanneer Gwyns assistente Rebecca de klanten na
afloop hun portret bezorgt —eigenlijk meer een verhaal waarin ze hun diepste
wezen herkennen —, zijn ze stuk voor stuk overdonderd door het resultaat.
In een
interview benadrukte Baricco dat hij in Mr Gwyn vooral géén portret
wilde opnemen: het zou de magie van het verhaal hebben doorbroken. Dat nam niet
weg dat hij er achteraf graag een wilde schrijven. Dus besloot hij de
portretten van Mr Gwyn te verbinden met het idee van de drie verhalen.
Als aardigheidje kondigde hij het nog ongeschreven Driemaal bij dageraad
aan in het boek dat hij op dat moment onder handen had: wanneer de
portrettenschrijver Gwyn na een fout gelopen opdracht al jaren van de aardbodem
lijkt te zijn verdwenen, ontdekt zijn assistente Rebecca diens zelfportret in
een boekje van de Brits-Indische schrijver Akash Narayan, die niets anders
blijkt te zijn dan een schuilnaam voor Gwyn zelf.
‘Driemaal bij dageraad
bestond uit drie delen, en het eerste kwam heel erg overeen met een van de
portretten van Jasper Gwyn. […] De andere twee delen liepen zo lekker dat
Rebecca ze vol overgave las en gedurende hele stukken vergat waarom ze daarmee
bezig was. Het bestond voor het merendeel uit dialogen en er waren twee
hoofdpersonen, steeds dezelfden — maar op een manier die iets paradoxaals en
verrassends had.’
Die paradox zit hem in eerste instantie in het literaire spel met de
tijd. De twee hoofdpersonen, Malcolm Webster en Marie Jo Pearson, ontmoeten
elkaar op drie verschillende momenten in hun leven die chronologisch niet met
elkaar overeenstemmen: de ene keer is Malcolm een jongen van dertien die door
de bijna gepensioneerde politieagente Marie Jo naar een vriend wordt gebracht,
in het andere is Malcolm een nachtportier van rond de zestig die een zwangere
jonge vrouw van haar opvliegende partner wil verlossen. De constructie doet nog
het meest denken aan de onmogelijke ruimtelijke trapontwerpen van de
Nederlandse graficus Escher: door de onderlinge verhoudingen tussen die
leeftijdsverschillen kan het niet om dezelfde personen gaan, terwijl uit allerlei
bijzonderheden, terugkerende zinnen en allusies op alle punten blijkt dat het
wel degelijk dezelfde personen zijn. Dat maakt het lezen en het herlezen tot
een eindeloze ontdekkingstocht en een vat vol interpretaties, waarbij het
volgende verhaal het vorige weer in een ander licht stelt. In die zin heeft
Baricco met Driemaal bij dageraad een lofzang op de mogelijkheid uit
zijn pen geschud.
Ook thematisch is Driemaal bij dageraad een voortzetting van Mr
Gwyn: elk van de personages staat op het punt zijn (of andermans) leven een
nieuwe richting te geven. Al zijn de mogelijkheden volgens de Marie Jo uit het
openingsverhaal beperkt: ‘Een nieuw begin maak je om van tafel te veranderen,
zei ze. We hebben altijd zo’n idee dat we in de verkeerde partij terechtgekomen
zijn, en dat we heel wat meer met onze kaarten hadden kunnen doen als we maar
aan een andere speeltafel waren beland. […] Maar ze was het in elk geval beu om
te verliezen. Zoals ik al zei, voegde ze eraan toe, je kaarten kun je onmogelijk
veranderen, het enige wat je kunt veranderen is je speeltafel.’
De noodzaak om schoon
schip te maken en de onmogelijkheid om daar helemaal in te slagen, dat is de
paradox die alle personages uit Driemaal bij dageraad in hun greep lijkt
te hebben. In die zin heeft Baricco tegelijk een lofzang op de ónmogelijkheid
geschreven.
De
boeken verschenen oorspronkelijk in aparte uitgaven in 2012 en 2013.
Alessandro Baricco:
Mr Gwyn / Driemaal bij dageraad, De Bezige Bij, Amsterdam 2024, 286 p. ISBN 9789403134765.
Vertaling van Mr Gwyn / Tre volte all'alba door Manon Smits. Distributie
Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan