‘Voile sur les filles – barques sur le Nil’. Op de
dansvloer beseft weinig trouwfeestganger
wellicht ten volle dat Claude François niet zomaar wat varieert op de naam van
een geliefde, maar een poging doet om het Egypte van zijn jeugdjaren daaraan te
verbinden. Zijn geboorteland ook, trouwens. Als zoon van een Franse expat die voor
de Compagnie du Canal de Suez werkte groeide hij er ook op, tot de Egyptische
nationalisatie van dat kanaal een einde maakte aan de Franse aanwezigheid.
Die
nationalisatie paste in de plannen van president Nasser om de Egyptenaren meer
zelfbeschikking te geven. Nobele plannen, maar de tegenreactie van de
mogendheden luidde ook het einde in van 150 jaar buitenlandse aanwezigheid die
vooral van Alexandrië opnieuw een wereldstad had gemaakt door buitenlandse
investeringen financieel aantrekkelijk te maken. Het tijdperk baadde in een
broeierige, kosmopolitische sfeer waar Engelsen, Fransen, joden, Armenen,
Italianen en Grieken het mooie weer maakten. Wie de gedichten van de Griekse
dichter Kavafis kent, kan er zich iets bij voorstellen. Heden ten dage schieten
er van die Grieken nu nog naar schatting 500 over.
Het is naar dat Alexandrië dat
Eduard Cousin ons wil meenemen. Hij woonde tien jaar als correspondent in Caïro
maar trok wat graag van tijd tot tijd naar de havenstad in de Nijldelta, net
als veel Egyptenaren. In Caïro valt geld te verdienen, in Alexandrië doe je de
inspiratie op, zo vat een jonge Egyptische kunstenaar het samen. Het boek
drijft op ontmoetingen van allerlei slag en of het nu om de overblijvers van de
Griekse diaspora, een oom van zijn vrouw of de zoon van de allereerste
fitnessclubuitbater gaat, allemaal verlangen ze naar een tijd die ze vaak zelf
nauwelijks gekend hebben. Een tijd waarin Alexandrië nog open stond voor de
wereld en de zee geen grens, maar een toegangspoort was. De gesprekken zijn
trefzeker beschreven en zijn observaties zijn raak.
Hij hoedt er zich ook voor niet samen
met de Alexandrijnen in het verleden te blijven hangen. In zijn boek is Gaza al
doodgeknepen en hij bevindt zich op een bepaald moment op dezelfde route die
vluchtelingen richting Libië nemen, alleen is hij op weg naar het
buitenverblijf van de schoonfamilie. Cousin is liefdevol voor zijn tweede
vaderland, maar spaart ook de kritiek niet. Het land draait niet zoals het zou
moeten – altijd is er wel een dealtje te sluiten – maar dat heeft het ook aan
zichzelf te danken, of beter: aan wie aan de knoppen zit. Egypte heeft een
oplopend handelstekort en de huidige regering lijkt niet veel verder te komen
dan discutabele migratiedeals te sluiten terwijl de reële economie steeds meer
in handen van het leger gegeven wordt. Intussen zakt het Egyptische pond verder
weg en is de gewone Egyptenaar de dupe.
En zo is het eigenlijk altijd
geweest. Voor Cleopatra, de laatste Griekse heerser, was de bouw van de grote
piramides verder weg in de tijd dan haar dood in Alexandrië voor ons is. Een
Egyptische gids vertelde me er ooit graag bij hoe vaak Egypte in die
eeuwenlange geschiedenis buitenlandse heersers kende. Slechts één jaar was er een
democratisch verkozen president, de moslimbroeder Mohamed Morsi die gauw autoritaire
trekjes kreeg en door het leger werd afgezet. Het maakt de mensen, zo stelde
ook Eduard Cousin vast, vaak uitzichtloos. Over de klimaatcrisis blijkt de
jonge generatie op zijn best onverschillig en vaak zelfs onwetend.
De geschiedenis sinds
de Suezcrisis maakt de nostalgie van de Alexandrijnen des te bitterzoeter. Het
is het verlangen naar een verloren tijd, toen Alexandrië nog halfkoloniaal
bestuurd werd en de gewone Egyptenaar een tweederangsburger was. Nu is dat nog
steeds zo, zonder dat ze er de kosmopolitische voordelen van toen bij kregen.
Eduard Cousin: Alexandrië. Het verhaal
van een stad die leeft in het verleden, Atlas/Contact, Amsterdam 2024, 237 p. ISBN
9789045049151. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan