Geerten Meijsing (1950) is ongetwijfeld een van de interessantste
schrijvers van zijn generatie. Dat hij een van de weinige levende auteurs is die
met ‘Vrienden van de Vorm’ een eigen genootschap heeft, is veelzeggend. Hoewel
hij zowel de AKO Literatuurprijs (1988 voor Veranderlijk en wisselvallig)
als de Gouden Uil (1999 voor Tussen mes en keel) kreeg, is Meijsing geen
echte successchrijver geworden, zeker niet wat de verkoop van zijn boeken
betreft.
In dit
lijvige deel uit de onvolprezen reeks Privé-domein, bundelde Meijsing zijn
brieven aan zijn uitgever, Theo Sontrop. De schrijver heeft uiteraard meerdere
uitgevers gehad, maar Sontrop van De Arbeiderspers was meer dan een uitgever
voor Meijsing: ‘Op een bepaalde manier is hij belangrijker voor mij geweest dan
mijn dierbare vader.’ De correspondentie, die ook de brieven van Sontrop en
enkele andere mensen van de uitgeverij bevat, beslaat de jaren 1973 tot 2017,
het jaar van Sontrops overlijden. De samenwerking begon toen Meijsing als het
belangrijkste lid van het schrijverscollectief Joyce & Co. een uitgever
zocht voor de roman Erwin (1974). Het zou een trilogie worden, die zo
goed als alleen door Meijsing geschreven werd. Aan de talrijke vertalingen die
Joyce & Co. om den brode aan De Arbeiderspers leverde, had Meijsings
jeugdvriend Kees Snel (alias Keith Snell) een groter aandeel. In 1982 hield
Joyce & Co. ermee op en ging Meijsing onder zijn eigen naam door.
De correspondentie
met Sontrop is op de eerste plaats een zakelijke aangelegenheid. Het handelt
over schrijfplannen, vertalingen, contracten, deadlines, voorschotten en
honoraria. Vooral die laatste twee dingen komen vaak ter sprake, want Meijsing
moest van zijn pen leven. Dat is ook in Italië, waar hij sinds 1979 vrijwel
permanent woont en waar alles wat goedkoper is, geen sinecure. Zoals bijna alle
schrijvers, succesvol of niet, verwijt Meijsing zijn uitgever geregeld te
weinig voor zijn werk te doen. Op 4 december 1990 luidde het: ‘Al jarenlang heb
ik de indruk dat er op een aantal paarden wordt gewed, nooit op het mijne.’ Klagen
mag zolang het stilistisch verantwoord is.
Het vermakelijkst is Meijsing in
de commentaren en aantekeningen die alles samen zo’n tweehonderd bladzijden van
dit boek vullen. Per jaar geeft de schrijver een korte samenvatting van de belangrijkste
werkgerelateerde gebeurtenissen; over zijn liefdesleven is hij daarentegen
opvallend zwijgzaam, terwijl dat toch een belangrijke grondstof voor zijn
romans is. In de aantekeningen geeft de auteur voornamelijk commentaar op al
dan niet overleden collega-schrijvers en kunstenaars. Natuurlijk behandelt hij
zijn lievelingen onder wie Frederick Rolfe alias baron Corvo, Fernand Khnopff,
Norman Douglas en George Gissing.
Meijsing neemt ook geen blad voor de mond wanneer
schrijvers die hem minder bevallen ter sprake komen. Over Jeroen Brouwers
schrijft hij: ‘ik vind zijn romans bepaald overschat en onleesbaar.’ De romans
van Boudewijn Büch ‘zijn het papier waarop ze gedrukt zijn nauwelijks waard’. Voor
wie van Meijsings egotistische geschriften houdt, is Het gewicht van woorden
de aankoopprijs van bijna 35 euro meer dan waard.
Geerten Meijsing: Het gewicht
van woorden. Brieven aan mijn uitgever, De Arbeiderspers, Amsterdam 2024, 648
p. ISBN 9789029550239. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan