‘dat ze gaat scheiden’. Helle Helle duikt vanaf de eerste bladzijde recht in het hoofd van Hafni, om er pas na 184 wervelende bladzijden weer uit te kruipen. Haar huwelijk dreigt op de klippen te lopen. Ze rijdt weg
van haar man en twee kinderen, om een weekje na te denken en zichzelf eens goed
te verwennen. Eindelijk dingen te doen die zíj wil doen, zonder rekening te
hoeven houden met anderen. Maar net dat is voor Hafni quasi onmogelijk.
Helle Helle duikt
niet enkel in de onophoudelijke gedachtestroom van Hafni. Soms observeert ze
haar van claustrofobisch nabij in haar doen en laten. Hafni bekijkt zichzelf
haar hele (volwassen) leven zo. Ze ligt wakker van dingen die ze gezegd of niet
gezegd heeft, van de angst dat mensen haar dom of gevoelloos gaan vinden. En
ook tijdens haar reis – die eerder eenzaam dan weldadig is – botst ze voortdurend
op de grenzen van haar sociaal ongemak.
Hafni stuntelt zich een weg door
haar eigen verhaal, op te hoge hakken, met net iets te veel witte wijn op, hier
en daar een boertje latend van de vele haringbereidingen die ze eet. Als ze
niet aan de telefoon praat met een vriendin, ratelt ze onophoudelijk tegen
zichzelf. Ze wentelt zichzelf in betekenisloze, masochistische herinneringen.
‘Ze weet best dat ze een vertelprobleem heeft, de bagatelgrens is minimaal, dat
hoort ze zelf ook wel. Het is een marteling voor haar om voortdurend zo in
details te treden, het is haast een aandoening.’
Met momenten heeft het boek iets
drammerigs. Het is vermoeiend om Hafni’s intense maar ook ietwat banale stream
of thought te volgen. Maar ook zo pijnlijk herkenbaar. Hafni zit op een
ingewikkeld kruispunt in haar leven. Ze wil eindelijk haar eigen weg volgen,
maar kent in wezen niks anders dan altijd maar ja zeggen en doen wat mensen van
haar verwachten (of zich daar op zijn minst pijnlijk bewust van zijn). Helle
Helle toont zich een meester in het verhalen vertellen door de midlifecrisis
van Hafni vanuit zoveel invalshoeken te vertellen. Soms door de telefoon aan
een niet-antwoordende vriendin, soms vanuit de ogen van de vlieg in de kamer
(zo lijkt het toch) en soms vanuit Hafni’s eigen gedachten. Zien we als publiek
misschien een ietwat stereotiepe burgerlijke vrouw in haar veertiger jaren met
een wijnadem, dan toont Helle Helle ons de diepe gevoeligheid en gekwetstheid
van de poëtische en afgewezen twintiger die nog steeds in Hafni huist.
‘Niet stil zijn,
tenzij de stilte aanklopt, niet zwaaien aan lianen van bromvliegblauwe manen’.
Hafni heeft
een planning voor haar reis. Ze maakt een Deense tournee, gevuld met wijntjes
en smørrebrød. Ze wil van Roskilde, over de Grote Beltbrug naar Zuid-Funen om
daar te eindigen met een Zuid-Jutse koffietafel. Niet zomaar taartjes en
koffie. Het concept van de Zuid-Jutse koffietafel dateert vanuit de negentiende
eeuw, toen Sønderjylland
(Zuid-Jutland) na een oorlog onder Duits bewind viel. Een aanzienlijk deel van
de plaatselijke bevolking was daar niet tevreden mee en hield vergaderingen aan
lange tafels gevuld met taartjes, omdat de Duitse bewindvoerders een verbod op
alcohol in de buurthuizen had ingevoerd. Het geheel past perfect in Hafni’s
reis, gevuld met lekkers maar ook wat historische highlights.
Maar haar plan valt in duigen,
door haar onvermogen om voluit ja of nee te zeggen. In het begin van haar reis,
die eigenlijk maar een week ging duren, geeft een mede-hotelgast haar een gsm
die ze naar Pøl moet brengen. Niet écht op haar weg, maar ook niet al té ver
van het traject af. Onderweg ontmoet ze ook een man met wie het echt klikt en
met wie ze echt eens een fijn gesprek heeft (waarop Helle Helle nauwelijks
inzoomt, net omdat Hafni er niet over piekert), maar ook daar loopt ze van weg.
Wanneer ze eindelijk letterlijk strompelend in Pøl aankomt, blijkt ze het foute
Pøl opgezocht te hebben en valt ze, als kers op de taart, languit in de modder.
Ze heeft haar fysieke en mentale dieptepunt bereikt, zeker wanneer blijkt dat
de Zuid-Jutse koffietafel waaraan ze, na een goeie douche in een hotel en in
kleren uit een soort spullenhulpzak, wil deelnemen, niet doorgaat. Je wil samen
met Hafni huilen, roepen, tieren en vloeken, sakkeren over hoe het komt dat de
tijd zo snel gaat en dat je toch zo weinig voor jezelf kan doen, omdat er toch
zo veel verwacht wordt. Omdat je nooit écht op ‘reset’ kan duwen, omdat de boeg
omgooien toch zo gruwelijk moeilijk is.
Maar dat doet Hafni niet. Ze
waait uit op de veerboot terug naar huis en draagt haar spullenhulpkleren met
waardigheid. Ze ontmoet een oude jeugdvriend en belt een vriendin op om zijn
groeten over te brengen. Om dan eindelijk, na haar lange reis, aan dat
luisterende oor dat haar een hele reis van tijd tot tijd bij stond te zeggen:
‘Ik wil ook graag horen hoe het met jou gaat.’
Hafni’s ploetertocht door
Denemarken en haar herinneringen was noodzakelijk om uit zichzelf te breken en
zich terug open te stellen voor het hier en nu. Helle Helle vertelt deze
ontdekkingsreis met veel begrip en humor, zodat Hafni nooit helemaal als een
egocentrische bourgeois vrouw met first world problems overkomt.
Hafni zegt is
een meesterlijk vertelde, literaire knuffel met een knipoog.
Helle Helle: Hafni zegt,
Querido, Amsterdam 2024, 189 p. ISBN 9789021490816.
Vertaling van Hafni fortæller door Kor de Vries. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan