De data spreken voor zichzelf: het gaat
hier over de Nederlandse literatuur vanaf de Tachtigers tot vandaag, en wel
vanuit de invalshoek van het maatschappelijke zelfbeeld van de belangrijkste
schrijvers. Dit zelfbeeld hangt meteen ook samen met de manier waarop ze door hun
lezers en de andere critici in de maatschappij werden gezien, niet zozeer als ‘beoefenaars
van de Schone Kunsten’, maar als vervangers van de oude profeten en wijzen en,
later, zelfs de priesters en geestelijke en zelfs politieke leiders (‘voormannen’,
‘pioniers’). Volgens de auteur valt deze evolutie samen met de duidelijke
achteruitgang van de traditionele leidersklassen: de adel, de clerus en de
geestelijke gidsen. Dan is de ‘god in diepst van mijn gedachten’ geen gedurfde
metafoor, maar de aankondiging van de nieuwe generatie, want de auteurs zijn op
hun tijd vooruit en weten reeds lang dat de god van de traditionele clerus dood
is of in ieder geval op sterven ligt. De vraag is nu, wie deze clerus vervangen
kan en zal (en in bepaalde gevallen zelfs moet).
Het is een uitgebreid onderzoek
van de belangrijkste Nederlandse (en enkele Vlaamse) schrijvers die zich in deze
nieuwe zoektocht herkenden en er hun eigen interpretatie van uitwerkten, in de
meeste gevallen los van de oude tradities, maar soms uitdrukkelijk progressief
of reactionair georiënteerd. Sander Bax heeft daarvoor een aantal categorieën
uitgewerkt die hij dan op de persoon, maar vooral op het oeuvre toepast. Dat
helpt uiteraard om die specifieke schrijver en zijn werk te duiden, maar het
heeft ook het nadeel dat je een beetje verwacht wat er nu gaat komen en je
aandacht gaat verslappen, alsof het met die titel in feite al in grote lijnen
gezegd is: de schrijver als anti-burger, de heteronome schrijver, de autonome
schrijver, de schrijver als radicale vernieuwer of als cultuurcriticus, de Grote
Schrijver, de literaire beroemdheid, de schrijver als publiek intellectueel, de
schrijver in het nieuwe millennium. Als neerlandicus of op zijn minst als
pientere lezer krijg je al gauw het gevoel dat nogal wat van deze kenmerken of
epitheta inwisselbaar en op heel wat schrijvers toepasselijk zijn, zodat je je
afvraagt waarom al deze categorieën nodig zijn.
In ieder geval is het een
stevige literatuurgeschiedenis die inderdaad pedagogisch makkelijk behapbaar en
begrijpelijk is, en dat is op zich al een grote verdienste, al krijg je soms
het gevoel dat het een stramien wordt waarin je gevangen zit.
Sander Bax: Schrijversmythen.
Literatuur en schrijverschap tussen 1880 en 2020, Prometheus, Amsterdam
2024, 512 p. ISBN 9789044630787. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan