De in Denemarken alom bekende Tove Ditlevsen (1917-1976) begon in 2020 ook
bij ons aan een triomftocht dankzij haar ontwapenende, autobiografische Kopenhagen-trilogie:
Kindertijd, Jeugd en Afhankelijkheid. De eerste twee delen
kwamen in het Deens uit in 1967. Vier jaar later volgde het slot, waarin de
schrijfster schaamteloos focust op haar drie mislukte huwelijken en haar
verslaving aan alcohol en pijnstillers. Het boek eindigt, wanneer alles nog
koek en ei lijkt tussen haar en haar vierde echtgenoot. Toch zal ook die
relatie na ruim twintig jaar op de klippen lopen.
Veel van de teloorgang van dit
huwelijk zit in Vilhelms kamer, de roman die ze in 1975 schreef, twee
jaar na haar vierde scheiding. Het is het verhaal van de Deense kinderboekenauteur
Lise Mundus en haar ex-partner Vilhelm – diezelfde Lise Mundus, een alter ego
van Tove Ditlevsen, werd in 1968 ook al de hoofdpersoon van haar roman De gezichten.
Wanneer Vilhelm haar na tweeëntwintig jaar van passie, vertwijfeling en ontrouw
verlaat voor een veel jongere minnares ‘met matte rozijntjesogen’, ontkleurt Lises
wereld. Om te voorkomen dat ze helemaal afglijdt, wordt ze opgenomen in een psychiatrisch
ziekenhuis.
Ze
bokst daar met haar kamergenote een contactadvertentie in elkaar en laat die in
het dagblad plaatsen waarvan Vilhelm de hoofdredacteur is: ‘[…] ontsnapt uit
een lang, ongelukkig huwelijk – 51 jaar, maar jong van geest – prachtige zoon
van 15 jaar – bekende naam in de Deense literatuur – zomerhuis – groot
appartement in het centrum van de stad – momenteel opgenomen vanwege een
zenuwcrisis – bij voorkeur automobilist’. Na een dikke, kale bankbediende, die volgens
Lise een halfjaar in de pekel leek te hebben gelegen, meldt de huurder van haar
zonderlinge bovenbuurvrouw zich voor een kennismakingsgesprek. Lise stemt er
meteen mee in dat deze Kurt bij haar en haar zoon komt wonen. Concreet betekent
dit dat hij zijn intrek neemt in Vilhelms kamer, die leeg is komen te staan.
Mettertijd
wordt Lise door vastgoedmakelaars gepusht om haar appartement te ruilen voor
een kleinere flat verderop in de straat. Tijdens de verbouwingswerken die volgen
op haar verhuis ziet ze Vilhelms kamer verdwijnen. Eerst bouwt ze die nog opnieuw
op in haar hoofd: ‘Daar leeft die nu, vol fluisterende schaduwen, zacht gelach
als spottend vogelgekrijs en warme tranen die worden weggekust of vrij mogen
stromen als het vocht uit de scheuren in het behang, dat bevlekt is met
hartstocht en wanhoop’. Uiteindelijk schrijft ze een boek over deze kamer en de
stormachtige gebeurtenissen die ermee zijn verbonden.
Haar verhaal krijgt vorm vanuit verschillende
standpunten. Nu eens is er een alwetende verteller aan het woord, dan weer neemt
Lise Mundus het zelf over als ik-figuur. Of ze reiken elkaar de hand: ‘En het
gevoel dat ze iets doms had gedaan, dat ze door de mand was gevallen en voor
eeuwig en altijd gezichtsverlies had geleden, heeft zich nu dusdanig van Lise
meester gemaakt dat ze niet (net zomin als ik) weet hoe ze verder kan leven’.
Daarnaast krijg je episodes uit Lises toxische huwelijk te lezen in de versie
waarin ze die publiceert in een sensatiebelust ochtendblad. Daarin vervlecht ze
dan ook nog eens hilarische commentaren waarmee Vilhelms psychiater op de
proppen kwam.
Toen Vilhelm die zielenknijper
onder de arm nam om de barsten in hun huwelijk te helpen dichten, verwachtte
Lise daar niet veel goeds van. En ze kreeg gelijk: de Freud-aanhanger legde
alle schuld bij haar. Bijgevolg bleef Vilhelm vanuit zijn narcistische afgunst zijn
venijn te pas en te onpas over haar uitspuwen. Aan zijn verwachtingen voldoen en
tegelijk als succesvol schrijfster en huismoeder alle bordjes in de lucht
houden, bleef voor haar een worsteling.
Aan het einde van de roman gaapt
de afgrond. Lise ziet geen andere vrijheid meer dan die om te sterven wanneer
het haar uitkomt. Het is een vrijheid die in haar ogen beeldschoon is. Dit voelt
ronduit ijzingwekkend, als je weet dat Tove Ditlevsen een jaar na de publicatie
van deze roman zelfmoord heeft gepleegd.
Hoe geliefd ze bij haar lezers was bleek
bij haar begrafenis, die duizenden fans op de been bracht. Haar aanhang was het
grootst onder vrouwen, die haar roekeloze levensstijl voor vrijgevochten
hielden. Achter haar handel en wandel zaten evenwel ook destructieve krachten
die werden gevoed door haar gebrek aan vertrouwen en haar vruchteloze zoeken
naar geborgenheid en bescherming. Critici uit haar tijd – overwegend mannen – schilderden
haar op hun beurt vooral af als schrijvende (huis)moeder uit de
arbeidersklasse, aan wie vernieuwende tendensen in de literatuur voorbijgingen.
Tove Ditlevsen
blijft in haar werk effectief dicht bij zichzelf, maar dit neemt niet weg dat
ze tot op vandaag wel degelijk hedendaags klinkt. Haar onderwerpen zijn nog
altijd actueel en stilistisch voegt ze aan Vilhelms kamer een extra laag
toe door in te zetten op meerdere vertelstandpunten. Fris is ook haar typische
humor, die geregeld sketchachtige fragmenten oplevert. Die toveren de grauwe
realiteit niet weg, maar omhullen haar wel met wat luchtigheid. Net als in haar
eerdere werk zegevieren haar humor en haar pakkende combinatie van kracht en
broosheid in deze roman, die haar literaire testament is geworden.
Tove Ditlevsen: Vilhelms
kamer, Das Mag, Amsterdam 2024, 219 p. ISBN 9789493320963. Vertaling van Vilhelms
værelse door Lammie Post-Oostenbrink. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan