Te midden van
alles is
de titel van de nieuwe poëziebundel van Frans Budé (Maastricht, 1945). Het
roept vragen op. Welke gevoelswaarde moeten we verbinden met ‘alles’? Is het ‘de
hele santenkraam’, compleet met de kritische bijgedachte ‘wat de mens van de
wereld gemaakt heeft’? Of worden vooral de betoveringen van de natuur bedoeld?
En verder: wie bevindt zich in het ‘midden’? Bestaat het ‘midden’ eigenlijk?
Snel wordt
duidelijk dat het de dichter is die, uit wat hij toelaat tot zijn blikveld, een
wereld componeert. Het is een wereld van keuzes, die overwegend naar binnen is gericht.
De beschouwer trekt door een ‘samengesteld’ landschap dat beelden aandraagt
voor ontroering, verlangen en een mate van verrukking. Samengesteld omdat niet
alleen de natuur, maar ook kunstenaars, kunstwerken en de tonen van een
saxofoon beeldend aanwezig zijn in het zicht van de dichter.
‘Hoe de schrijver zich opsluit
in zijn gedicht
om in eigen landschap rond te dwalen, de tijd
te voelen die hem ontvalt, en hij woorden
vindt op
plekken waar het licht ontbreekt. […]’
Hier raakt de ‘schrijver’ de
kern van zijn uitgebreide poëtische dwaaltocht. Het geeft bovendien de
beperking aan van Te midden van alles. Budé sluit zich te zeer op in het
gebied van zijn innerlijkheden. Dat levert herhaling op. Als een gevoel van weemoed
en een besef van vergankelijkheid steeds weer gegenereerd worden, vermindert het
effect.
Budé
maakt in deze bundel van zijn voorkeuren geen geheim. Waar in kleine kring
bekende kunstenaars de aanleiding vormen voor gedichten (Germaine Richier, Bep
Scheeren) voelt het wel te veel als een onderonsje waar je als buitenstaander
geen deel aan hebt. Het ontbreken van afbeeldingen bij de vele gedichten die
over beeldende kunst gaan, helpt niet echt. Bij gedichten geïnspireerd door de
Duitse dichter/schrijver en beeldend kunstenaar Ernst Meister wordt dat
ondervangen door het gebruik van tekstfragmenten van Meister. Zo kan de lezer in
de afdeling ‘De reis naar Meister’ als het ware lopend naast Budé zijn eigen reis
maken naar een heel bijzondere ‘dichter voor dichters’.
‘Das
Geschriebene, das
geschrieben Gemalte,
gleich der Spirale,
träumerisch,
das, was ich
tu,
solang ich mit den Sinnen
begreife. ’
Nu staat het
de lezer gelukkig vrij om een heel eigen pad te volgen door het in zichzelf
gekeerde landschap dat Budé voorschotelt. Het taalpalet van de dichter lokt
gemakkelijk herkenning en herinnering uit. Het maakt je sowieso bewust van een
contrast met de actuele tijdsgeest, waarin voor het bezonkene dat zich laat
voelen in de natuur steeds minder plaats lijkt te zijn.
‘Waaiend haar, geen schip op
zee. We zijn alleen
met de wind, schuimbekkende golven om ons
heen,
een meeuw heel dichtbij. Het stappen door het zand
valt tegen – we weten
hoe straf de tijd onze lijven
binnensloop. Kom, geef mij een hand,
voordat we
voorgoed opgaan in vergetelheid, voel hoe deze dag
nagloeit. Pas
aan de einder van een andere kust
zullen wij ooit afslaan naar een
ondergaande zon,
wanneer het uitzicht voor en na voorgoed
verzinkt.’
Frans
Budé: Te midden van alles, Meulenhoff, Amsterdam 2024, 126 p. ISBN
9789029099653. Distributie Lannoo
deze pagina printen of opslaan