Non-fictie

BOEKEN NR. 3, MAART 2025

Johan Huizinga: Homo ludens: Proeve ener bepaling van het spel-element der cultuur

door Lisanne Vroomen

In 1938 publiceerde cultuurhistoricus Johan Huizinga zijn werk Homo Ludens waarin hij het spelelement in de cultuur analyseert. Nu, in 2024, bezorgt Huizinga-kenner Anton van der Lem een editie in de hedendaagse Nederlandse spelling, aangevuld met 120 illustraties, de diesrede van Huizinga uit 1933 waarin hij zijn ideeën over spel en cultuur al het licht laat zien en een wegwijzer met een korte biografie van Huizinga en uitleg over het ontstaan van de tekst tegen de achtergrond van de jaren dertig. De timing kon niet beter zijn: Huizinga beschouwde echte beschaving als fair play en hij zag in de wereld om hem heen hoe fair play door propaganda en commercie onder druk kwam te staan. Ook in de huidige wereld van sociale media en globalisering kan de vraag gesteld worden wie er nog een eerlijk spel speelt.
 
In deze recensie zal ik eerst een korte samenvatting geven van de inhoud van Homo Ludens, vervolgens zal ik ingaan op de vraag wat de actuele waarde is van de ideeën van Huizinga over spel en cultuur om te eindigen met de toegevoegde waarde van de illustraties en de wegwijzer.
 
De spelende mens
Spel is volgens Huizinga vóór alle cultuur aanwezig, het gaat eraan vooraf. Dieren en jonge kinderen spelen immers ook, zonder dat hen dit geleerd is. Cultuur wordt volgens Huizinga ‘in haar oorspronkelijke fasen, gespeeld. Zij ontspruit niet uit het spel als een levende vrucht die zich losmaakt van het moederlijf, zij ontplooit zich in spel en als spel.’
 
Het spel speelt een belangrijke plaats in onze cultuur: denk aan het bordspel, het dobbelspel, het kansspel, maar ook aan het toneelspel en zelfs het minnespel. Muziek wordt gespeeld en sportwedstrijden ook. De stelling van Huizinga is echter niet dat spel een belangrijke activiteit is in het cultuurleven, hij gaat veel verder dan dat en legt het spel aan de basis van cultuur. Dat wil echter niet zeggen dat spel door een evolutionair proces tot cultuur wordt. Cultuur blijft qua karakter, vorm en stemming een spel. In de woorden van Huizinga: ‘In die twee-eenheid van cultuur en spel is het spel het primaire, objectief waarneembare, concreet bepaalde feit, terwijl cultuur slechts de kwalificatie is, die ons historisch oordeel aan het gegeven geval hecht.’
 
Om te laten zien hoe het spelelement een cultuurscheppende rol speelt, haalt Huizinga voorbeelden aan uit onder andere de Griekse, Romeinse, Arabische, Germaanse en Chinese cultuur. Zo laat hij zien dat het spel-element alomtegenwoordig is. Daarna behandelt hij hoofdstuk voor hoofdstuk het spel in samenhang met verschillende zaken, zoals de rechtspraak, de krijg, de poëzie en de kunst. Hij schuwt er niet voor om ook ernstige zaken als oorlog, rechtspraak en godsdienst langs de meetlat van zijn theorie te leggen. Daarmee wil hij echter niet zeggen dat deze zaken slechts een spelletje zijn. Integendeel, hij benadrukt zelfs het belang van ernst: wie het spel niet ernstig neemt, kan het spel niet spelen.
 
Huizinga's cultuurkritiek
Het interessants zijn naar mijn mening de laatste twee hoofdstukken van het boek, waarin Huizinga, bekend als criticus van zijn eigen tijd, in vogelvlucht verschillende tijdperken naloopt om te eindigen met zijn eigen tijd. Hij constateert dat er in de negentiende eeuw weinig plaats is voor de spelfunctie als factor in het cultuurproces. Dat komt volgens hem door de ‘beschamende misvatting’ dat ‘de economische krachten en het economisch belang de gang der wereld bepalen.’ In zijn eigen tijd ziet hij dat het verdwijnen van het spelelement verder doorzet. Neem als voorbeeld de sport die ooit onderdeel uitmaakte van gewijde feesten en die in de jaren 1930 door systematisering en disciplinering juist het spelgehalte verliest. Kijk bijvoorbeeld naar professionele sporters, bij wie volgens Huizinga ‘het spel geen spel meer is.’ Het verlies van het spelelement ziet Huizinga ook in de kunsten waar mechanisering, reclame en vooral effectbejag de boventoon voeren.
 
Huizinga laat zich echter het meest kritisch uit over het maatschappelijk leven, dat volgens hem leidt aan ‘puerilisme', waarbij men zich naar maatstaven van de puberteitsleeftijd gaat gedragen. Concreet noemt Huizinga, de ‘behoefte aan banale verstrooiing, de zucht tot grove sensatie, de lust aan massavertoon, maar ook ‘de levendige clubgeest met zijn aankleven van zichtbare onderscheidingstekens, formele handgebaren, herkennings- en aankondigingsgeluiden (yells, kreten en groetformules), het optrekken in marspas en marsorde enz.’
 
Hij spreekt nergens expliciet over de opkomst van totalitaire staatsvormen, maar voor wie bovenstaande opsomming leest moge duidelijk zijn welke ontwikkelingen in zijn eigen tijd Huizinga bedoelde. Hij eindigt zijn boek dan ook met wat ik interpreteer als een waarschuwing én een oproep. Cultuur kan volgens Huizinga niet zonder het spelgehalte, het zal altijd volgens bepaalde regels gespeeld moeten worden. Echte beschaving is daarom fair play. In zijn eigen tijd ontwaart hij echter vals spel in de vorm van propaganda. Waar een echt spel een doel in zichzelf heeft, ligt er bij propaganda achter de maskerade van het spel andere doeleinden verborgen. Dit vals spel houdt zich niet aan de regels die door rede, menselijkheid en geloof zijn voorgeschreven.
 
Een optimist als Huizinga kan zijn boek echter niet in mineur eindigen. Het spel zelf is slecht noch goed, maar de mens die het spel speelt dient het geweten als toetssteen te nemen. Hij eindigt zijn boek met de oproep op waarheid, gerechtigheid, erbarmen en vergeving altijd mee te laten spelen.
 
Homo ludens in 2024
Zoals ik al zei, is deze editie een goed getimede heruitgave. Huizinga's algemene analyse van het spel als cultuurscheppende factor kan op basis van nieuw historisch en sociologisch onderzoek vast verder aangevuld worden, maar is nog steeds waardevol als basis voor het denken over cultuur. De actuele waarde van Homo ludens ligt echter vooral in de laatste hoofdstukken waar Huizinga de stap maakt van cultuurgeschiedenis naar cultuurkritiek. Een stap die in de huidige geesteswetenschappen, die steeds meer gemodelleerd zijn naar de objectiviteit van de natuurwetenschappen, minder gemakkelijk gemaakt zal worden, maar die wel noodzakelijk is wil de geesteswetenschap niet monddood zijn.
 
Bij het lezen van de laatste hoofdstukken heb ik me meerdere keren afgevraagd of het nog wel ging over de jaren dertig van de vorige eeuw. Zo sterk deed het boek me denken aan onze hedendaagse tijd. Ik denk hierbij aan de banale verstrooiing van moderne media die verslavend werken en tegelijkertijd kritisch denken belemmeren, aan de zucht naar sensatie op sociale media waar algoritmes posts die polariseren prefereren boven posts die de gouden middenweg zoeken, maar ook aan zichtbare onderscheidingstekens als MAGA-petjes en formele handgebaren als een Hitlergroet.
 
Kortom, Huizinga's analyse van zijn tijd, kan ook een blik werpen op onze eigen tijd. Hebben wij niet ook last van valsspelers, die veinzen het spel te spelen maar elke notie van fair play vergeten zijn? En hoe verhouden in onze tijd de valsspelers – die de illusie van het spel in stand houden – zich tot de spelbrekers die de zich tegen de regels verzetten als die niet fair zijn?  
 
De editie
Anton van der Lem, die al eerder de geïllustreerde editie van Herfsttij der Middeleeuwen het licht liet zien, heeft allereerst de toegankelijkheid van Huizinga's werk vergroot door de hedendaagse Nederlandse spelling toe te passen en door citaten te vertalen. Daarmee is echter nog niet gezegd dat het boek nu makkelijk is geworden. Het is uiteraard gemakkelijker te lezen dan in de originele versie, maar het blijft nog steeds een lijvig en abstract werk. Ook in Huizinga's eigen tijd werd Homo Ludens gezien als een stuk minder toegankelijk dan zijn andere geschriften.  
 
Daarnaast heeft Van der Lem het boek voorzien van 120 illustraties. Deze afbeeldingen hebben naar mijn mening twee doelen. Ten eerste illustreren die afbeeldingen iets dat Huizinga noemt in zijn tekst. Ze geven daardoor context bij Huizinga's verhaal en theorie. Ik noem wat voorbeelden: een Griekse vaas met een afbeelding van de vijfkamp bij de Panathenaeën, een Tlinkit-bijl voor het ruilverkeer in de potlatch, een rituele herverdeling van goederen waar Huizinga lang bij blijft stilstaan en een affiche met de Belgische wielrenner Romain Maes die in 1934 de Tour de France won, maar wiens spel volgens Huizinga geen spel meer is. Deze voorbeelden tonen ook de breedte van de onderwerpen van de illustraties aan en laten zien dat Van der Lem uitgebreid onderzoek heeft moeten doen om passende afbeeldingen te vinden.
 
Ten tweede zijn er ook afbeeldingen die context geven bij de wereld van Huizinga, zoals foto's van zijn rondreis door Amerika in 1926 of een foto van de Leidse hoogleraren bij de opening van het Internationale Oriëntalistencongres in 1931. Deze foto's tonen de wereld en het netwerk van Huizinga. Deze combinatie van afbeeldingen die aan de ene kant het geschrevene illustreren en aan de andere kant de wereld van de schrijver inzichtelijk maken, zijn een goed afgewogen keuze geweest van Van der Lem.
 
Van der Lem heeft zijn uitgave voorzien van een ‘wegwijzer', waarin hij meer informatie geeft over de achtergrond van Johan Huizinga, het ontstaan van Homo ludens en de verhouding tot andere teksten van Huizinga, zoals zijn dieslezing uit 1933 waarin hij al een eerste uiteenzetting geeft van de ideeën die later terug zullen komen in Homo ludens en zijn werk In de schaduwen van morgen, een uitgave uit 1935 gebaseerd op zijn rede ‘Crisis der cultuur’ waarin hij maatschappelijke problemen analyseerde, zoals de economische crisis, de afstomping door de opkomst van radio, film en reclame en de opkomst van totalitaire regimes in Europese landen.
 
Deze wegwijzer is een waardevolle toevoeging, allereerst omdat niet iedere hedendaagse lezer bekend zal zijn met Huizinga en zijn andere werken. Van der Lem plaatst Homo ludens in zijn historische context en maakt daarmee duidelijk hoe sterk Huizinga zijn oproep om het geweten als toetssteen te blijven gebruiken meent. Tekenend is zijn optreden op 11 april 1933 wanneer hij als rector van de universiteit van Leiden op een internationale studentenconferentie Johann von Leers, een antisemitisch propagandist, de deur wijst, maar niet zonder hem de essentiële vraag gesteld te hebben: ‘U hebt toch een geweten?’
 
Conclusie
Het mag duidelijk zijn, dat ik Homo ludens, hoewel het geen ludiek werk is, de moeite van het lezen waard vind, zowel als het gaat om de algemene analyse van de samenhang tussen spel en cultuur, als om de cultuurkritische houding van Johan Huizinga. Anton van der Lem heeft met deze editie het boek toegankelijk gemaakt en met illustraties en wegwijzer van extra betekenis voorzien.

Johan Huizinga, Anton van der Lem (red.): Homo ludens: Proeve ener bepaling van het spel-element der cultuur, Querido, Amsterdam 2024, 461 p. : ill. ISBN 9789021489421. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 5, MEI 2025

Alle fonteinen

Vincent Van Meenen

De elementen

Tom Van de Voorde

De vrouw in de kelder

Emy Koopman, Moniek van de Pas

Het goede kwaad

Samanta Schweblin

ReinAard

Tom Lanoye

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 5, MEI 2025

Beer

Natalia Shaloshvili

De kattengeest

Joost Oosterwijk

Drie stenen

Olivier Tallec

Ik weet niet meer hoe ik slapen moet

Bruno Zocca

Lamelos

Gideon Samson, Milja Praagman (ill.)

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri