Om meer dan een reden zou men de indringendste roman van de
twintigste eeuw, A la recherche du temps
perdu, een verhaal van Duizend en een nacht kunnen noemen, al was het maar
omdat Marcel Proust het werk (ook wel als een monstrum of een gelukkige
mislukking gezien) voornamelijk in de nachturen, en dat vele jaren lang,
halfliggend en halfzittend in zijn bed heeft uitgeschreven. De op deze wijze
uitgedijde romancyclus bevat ettelijke thema’s en verhaallijnen: over
verlangen, ontgoocheling, verlies en rouw (Antoine Compagnon), over de
verbeelding als het enige orgaan waarmee we van de schoonheid, de liefde en het
leven kunnen genieten en de werkelijkheid leren kennen (Julia Kristeva), over
het lijden als de onvermijdelijke uitkomst van de liefde (Jean-Yves Tadié),
over de gewaarwording - van het willekeurige geheugen (dat van de geest) en het
onwillekeurige (dat van het lichaam) - die de introspectie en het
zelfbewustzijn aanscherpen (Nicolas Grimaldi), over de pluraliteit van het ik,
waardoor we de verteller en de vele personages (een vijfhonderdtal) enkel als
flarden van persoonlijkheden zien (Michel Erman), over het onverklaarbare
aspect van het schoonheidservaren en de onzichtbare substantie van de tijd, de
enige momenten van genade die we kunnen beleven, als in een leven buiten de
tijd en buiten het ik (Raphaël Enthoven), over de kunst die, als enige,
eenheid, zin en consistentie geeft aan de werkelijkheid en soms zelfs
verzoening mogelijk maakt (Adrien Goetz).
De impressies van deze keure van Proustkenners (acht in
totaal) werden in 2013 voorgelezen in het literaire zomerprogramma van radio
France Inter - nu al een traditie na eerdere zomers met Baudelaire en
Montaigne. Bedoeling was het Franse publiek (opnieuw) warm te maken voor zijn
klassieke auteurs, niet alleen met beschouwingen, maar ook met een persoonlijke
(en dus subjectieve) visie (ieder deelnemer schetst zijn eigen portret als
lezer van Proust) en door elke commentaar te illustreren met sprekende
uittreksels en passende citaten. Niemand kan het immers beter zeggen dan de
auteur zelf.
Voor deze uitgave werden de uittreksels van een nieuwe en
goede vertaling voorzien, met enige aarzeling voor wat de titel van het eerste
deel aangaat: De kant van Swann, dat
hier Swann’s kant op heet.
Amsterdam : Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2015, 215
p. Oorspr. titel: Un éte avec Proust. ISBN 9789025306052
deze pagina printen of opslaan