De
58-jarige Antoine Guldentops komt aan de kost als trapchauffeur op de nationale
luchthaven. Dat hij zowat iedereen duidelijk moet maken dat het wel degelijk ‘trapchauffeur’
is, en niet ‘tramchauffeur’, neemt hij er van lieverlede bij. Maar met het
toenemend aantal slurven wordt zijn beroep stilaan overbodig. De weinige keren
dat alle gates volzet zijn en passagiers met de ouderwetse trap op of van het
vliegtuig moeten, staat hij wel paraat. Hoewel, aan het slot van de roman
krijgt hij te horen dat hij het best met brugpensioen kan gaan, wegens geen
economisch verantwoorde vooruitzichten en geen mogelijkheden voor bij- of
herscholing. Veel uitwegen zijn er niet (meer), net zoals er geen uitweg was in
of tijdens zijn actieve loopbaan. Guldentops lijkt wel vast te klitten aan de
sfeer van de jaren zestig, gefascineerd als hij is voor de muziek van de The
Cousins. Dat zijn negentigjarige moeder in het rusthuis alleen Mireille Mathieu
wil horen, zorgt voor de nodige spanningen. Wat dan toch enige kleur zou kunnen
brengen in het leven van Antoine, zijn de zaterdagse rondgangen met zijn vriend
Norbert om er als Jehova’s Getuige de Blijde Boodschap te verkondigen. Dit
leidt tot hilarische, maar tezelfdertijd intrieste scènes, zoals wanneer ze met
het weekthema ‘seks voor het huwelijk’ bij een oud besje terechtkomen. En
verder? Weinig variatie in Guldentops’ leven. Als die er dan toch komt, blijkt
hij de brave schlemiel te zijn die zich gepakt ziet door de kuiperijen van
anderen: de uitbater van de pitazaak die betrokken blijkt te zijn bij
vrouwenhandel, of de opdringerige verlangens van een nymfomane die nodig zijn
‘soupape’ wil testen en verder in elke man die ze ontmoet, een mogelijke prooi
ziet.
Het lag duidelijk in de bedoeling van Marnix Peeters een beeld te
schetsen van de eenzaamheid waarin mensen in een samenleving die het moet
hebben van snelheid en bereikbaarheid te allen tijde, vastlopen. De snelle
opeenvolging van de korte hoofdstukken kan daarbij als antithetisch opgevatte
invalshoek gelden voor de inertie van de personages. Zo creëert Peeters een
spanningsveld dat vanuit literair oogpunt echt had kunnen werken, mocht hij er
ook in geslaagd zijn het verhaal dat ietsje meer te bieden dat het op een hoger
niveau tilt, ook en vooral waar het de taal betreft. Van het sprankelende
taalvuurwerk uit zijn vorige romans is hier weinig te merken. Kortom: verveling
troef, niet alleen bij het hoofdpersonage, maar even goed bij de lezer die zich
moet blijven dwingen tot aan het eind van de roman door te lezen.
Amsterdam
: Hollands Diep, 2015, 142 p. ISBN 9789048825554
deze pagina printen of opslaan