Martin De Haan, essayist, literair criticus, vaste vertaler
van Milan Kundera en nu ook van Houellebecq, is ongetwijfeld een van de
interessantste pleitbezorgers van deze fel omstreden auteur. Uit deze
verzameling artikelen, interviews, commentaren en reflecties blijkt dat hij
geen blind bewonderaar is, hij gaat de zwakkere kanten van diens schrijverschap
niet uit de weg, ook niet nadat hij meer contact kreeg met Houellebecq en er
sprake is van vriendschappelijke relatie.
Naast openhartige interviews, intelligente besprekingen van
zijn voornaamste romans met verwijzingen naar uitspraken uit eerder
(essayistisch) werk, komt ook de poëzie aan bod, tezamen met het optreden van
Houellebecq als performer, onder meer met rockzanger Jean-Louis Aubert. Er zijn
items over de Duitse film Elementarteilchen
(2006), een leuk intermezzo over het gebruik van de kommapunt en een
beschouwing over de specifieke vertaalproblemen bij deze auteur. Ook zijn mysterieuze
verdwijning in 2011 komt aan bod, waardoor een promotietoer naar Nederland en
België niet kon doorgaan, en er zijn korte bijdragen over Houellebecq als
fotograaf, regisseur en als acteur.
In een eerste gesprek gaat het over de controverses rond de
persoon en de suggestie valt om ook eens een boek onder pseudoniem uit te
geven. Dat wordt door de interviewer weggewimpeld met het argument dat
Houellebecq veel te herkenbaar schrijft. Deze repliceert echter: ‘Ik weet niet
of ik wel zo herkenbaar ben. Ik heb geen vaste stijl, ik wil alles kunnen
schrijven. Eigenlijk weet ik niet eens zeker of ik wel een persoonlijkheid
heb.’ Een antwoord dat tot nadenken stemt voor iemand die de reputatie koestert
altijd een ambigue houding aan te nemen.
Zoals gezegd ziet De Haan ook de mankementen bij
Houellebecq. De onzuiverheid bijvoorbeeld als de meest kenmerkende eigenschap
van diens romans, de al te vage grenzen tussen ernst en ironie of overdrijving,
de tegensprekelijkheid van de ideeën, de schrijfstijl die allesbehalve constant
is en de opbouw die vanuit realistisch oogpunt nogal wiebelt. Omdat een en
ander ook geldt voor andere schrijvers, Proust niet uitgesloten, moet de
waardering van Houellebecqs schrijverschap elders worden gezocht. Zo herkent De
Haan in die kenmerkende onzuiverheid juist de authenticiteit van de schrijver.
En Houellebecq stelt zelf in zijn essay De
koude revolutie: ‘Persoonlijk zie ik maar één weg, namelijk om
compromisloos de tegenstrijdigheden te blijven verwoorden waardoor ik word
verscheurd’. Voor De Haan een credo dat haast niet oprechter en menselijker
denkbaar is.
Hoe verhouden al die beschouwingen zich nu tot Mourir, voor het eerst gepubliceerd in 2005
en nu vertaald als Doodgaan. Begonnen
als een dagboek (geschreven tussen 26 februari en 24 augustus 2005) kort nadat
hij het manuscript van Mogelijkheid van
een eiland (‘mijn meesterwerk’) had voltooid, noteert hij meteen dat hij zijn
hele leven alleen maar haat en onverschilligheid, en nooit liefde en genot
heeft gekend. Daarop volgt een diatribe tegen zijn ouders, in de eerste plaats
de moeder die van hem tot zijn dood ‘een verwaarloosd klein kind, krijsend van
angst en hunkerend naar aanrakingen’ heeft gemaakt. De vader, wiens ‘paradoxale
humor’ hij zou hebben geërfd, komt er iets beter af, maar beiden zijn in en
door hun intellectuele superioriteit verantwoordelijk voor ‘de abnormale
gevoeligheid, de onbeheersbare emotionaliteit en pathetische kwetsbaarheid’ van
hun zoon. Gelukkig hadden ze oog voor zijn bijzondere intelligentie en kon hij
dankzij die kwaliteit uitgroeien tot de ‘meest getalenteerde schrijver van zijn
generatie’. Maar zijn moeder zit hem duidelijk het hoogst en zo vertelt hij dat
de uiteindelijke breuk met haar in feite te wijten was aan zijn ‘extreem
pro-Amerikaanse’ tienjarige zoon, die in een dispuut over al of niet deelname
aan de Golfoorlog, zijn grootmoeder bijna de baas was. Intelligentie is
erfelijk.
De tekst eindigt met enkele beschouwingen over een biografie
geschreven door een journalist Demonpion geheten (soms vermeld als Demorpion -
de platluis), die tegen zijn zin was verschenen en waarvan hij al degenen die
met de man hadden gepraat op een zwarte lijst had gezet. ‘Al mijn vrienden
hebben me verraden, bijna allemaal. […] Geen enkele geliefde heeft me verraden,
echt geen enkele’. Niet dat er zo veel waren, van beiden, meldt hij overigens
getrouw.
Een alles bij elkaar venijnig stukje tekst, niet gespeend
van zelfmedelijden, dat door de slachtofferrol die gretig wordt opgenomen,
weinig ruimte laat voor ironie en al zeker niet aan enig begrip of
relativering. Houellebecq blijft een fenomeen waar men ook vanuit zijn
standpunt voor of tegen moet zijn.
Amsterdam : De Arbeiderspers, 2015, 143 p., [8] p. pl.
: ill. Bevat: Doodgaan / Michel Houellebecq. ISBN 9789029538527
deze pagina printen of opslaan