Het verleden als een
nevel die in het zonlicht verdampt
Op een hete nazomermiddag wordt de al wat oudere schrijver
Jean Daragane in de zorgvuldig afgeschermde wereld van zijn Parijse appartement
opgeschrikt door de telefoon. De ‘insectachtige opdringerigheid’ waarmee een
man met ‘een weke, onheilspellende stem’ hem zijn kwijtgeraakte adresboekje wil
teruggeven, stuit Daragane meteen tegen de borst. Toch komt het tot een
ontmoeting.
Gilles Ottolini laat zich daarbij flankeren door een
vriendin en heeft een verborgen agenda: tussen Daraganes contacten is hij ene
Guy Torstel tegengekomen, en die interesseert hem in verband met een oude
misdaadzaak. De naam zegt de schrijver in eerste instantie niets meer, maar
daarmee neemt de ontstemde Ottolini geen genoegen. Hij hangt een dag later
opnieuw aan de lijn en wijst Daragane er fijntjes op dat er in zijn roman De duisternis van de zomer een personage
met die naam voorkomt. Voorts zal Ottolini’s vriendin - of is zij de
handlangster van de ‘bemoeizieke steekneus’? - de schrijver een dossier
bezorgen over de misdaadzaak in de hoop dat dit iets zal losmaken in zijn
geheugen.
Sommige elementen doen inderdaad vaag details uit Daraganes
kindertijd opstijgen, vooral dan de naam Annie Astrand. Begin jaren vijftig had
zijn moeder hem bij haar achtergelaten. Zo woonde hij als zevenjarige een
tijdlang bij Annie in een grote villa in Saint-Leu-la-Forêt, een eindje buiten
Parijs. Te midden van een voortdurend komen en gaan van louche types was ze
zijn enige houvast. Zijn herinnering aan haar is beperkt tot vrij vluchtige
indrukken: haar vaak moederlijk op zijn schouder liggende hand, het geluid van
haar wagen op het grind als ze ’s avonds laat uit Parijs terugkwam, de motor
die afsloeg en vervolgens haar voetstappen op de gang; het in vieren gevouwen
blaadje waarop ze hun tijdelijke verblijfadres in Parijs noteerde, alsook: ‘om
niet te verdwalen’.
Rond zijn twintigste had hij willen achterhalen wat er van
Annie was geworden door in zijn debuutroman De
duisternis van de zomer een aan haar gelinkt voorval te stoppen. Hij
stuurde dus zijn boek de wereld in ‘om lichtsignalen of morseseinen uit te
zenden’. Annie gaf, zoals verhoopt, een teken van leven, alleen loste ze niets
wezenlijks over het verleden.
Verwacht ook geen antwoorden in Om niet te verdwalen: de opheldering van mysteries is Modiano’s
handelsmerk niet. Zijn gebalde romans vol vaart en obscure detective-elementen,
die in helder proza worden gevat, gaan over iets diepers onder de oppervlakte
van de feiten waar de plot op het eerste gezicht door wordt voortgestuwd.
Gilles Ottolini en zijn vriendin, de personages die Daraganes geheugen hebben
aangewakkerd, verdwijnen dan ook tussen de plooien van het romanheden. Het
vergeten van details van ons leven die ons hinderen of die te pijnlijk zijn,
daar draait het echt om.
Namen, gezichten en plaatsen keren vaak in Modiano’s oeuvre
terug. Zo spelen de meeste van zijn romans zich af in Parijs. Het huis van één
verdieping met de erker en de met klimop begroeide gevel in Saint-Leu-la-Forêt
stond eerder al centraal in Remise de
peine (1988), vertaald als Verdaagd
verdriet. Weliswaar waren er toen twee jonge kinderen uitbesteed aan de
bohémiens die er samentroepten.
Toen Patrick Modiano (1945) in december 2014 zijn Nobelprijs
in ontvangst nam, haalde hij in zijn dankrede zijn kindertijd aan als een motor
van zijn schrijverschap. Ook hij werd, zo vertelde hij, vaak toevertrouwd aan
steeds weer wisselende vrienden van zijn ouders die hij niet of nauwelijks
kende, zonder zich daar destijds over te verbazen. Pas later waren de mysteries
daarrond tot hem beginnen door te dringen. In dit soort raadselen, die zich in
de realiteit niet laten ontrafelen, doopt hij graag zijn pen.
Patrick Modiano: Om niet te verdwalen, Em. Querido’s
Uitgeverij, Amsterdam/Antwerpen, 2015, 152 p., ISBN 9789021458021
deze pagina printen of opslaan