Wat
als dieren menselijker waren dan we denken? Zouden we ze dan anders benaderen,
anders over ze spreken? Wat als de hond die triest en meewarig naar de hemel
staart vanop de cover van Elvis Peeters' nieuwste roman, écht op twee poten kon
lopen? En als die hond gewoon onze buurman was, op zoek naar datzelfde greintje
medemenselijkheid en respect waar ook wijzelf zo naar snakken? In Jacht, de nieuwste roman van
schrijversduo Elvis Peeters en Nicole Van Bael, spoken deze en vele andere
vragen onophoudelijk tussen de regels door. Het resultaat is een ontluisterend
boek, een speelse queeste naar de essentie van wat het betekent een mens te
zijn.
In Jacht hebben
de dieren menselijke eigenschappen. Ze hebben een bewustzijn, ze zijn in staat
tot gevoelens van wrok en rouw. Wanneer het hoofpersonage Erik, een jager die
graag de clandestiene zijtak van zijn sport beoefent, een vrouwtjeshert
neerschiet, wordt hij meteen met die menselijke eigenschappen van de dieren geconfronteerd.
De andere herten rennen niet weg: ze rouwen, ze verzamelen zich. Gaan ze de
tegenaanval in, koesteren ze wraakgevoelens? Peeters heeft voor zijn roman een
welgemikte draai aan de werkelijkheid gegeven, en stelt daardoor zijn vraagstuk
scherp. Het procedé is gekend en komt ook in de eerdere boeken van Peeters
voor. In De ontelbaren, bijvoorbeeld,
wordt het Vlaamse hinterland letterlijk overspoeld door vluchtelingen en maakt
de lezer kennis met een apocalyptisch beeld van xenofobie en conservatisme -
waarmee het een boek is dat niet eens veraf staat van de werkelijkheid vandaag.
In Wij laat de schrijver een groep
pubers veel te ver gaan in hun verslavende, opwindende zoektocht naar de
ultieme kick, zo ver dat hun escapades hen uiteindelijk fataal worden.
Het literaire spel dat Peeters speelt, is helder: hij schetst
een toekomstbeeld dat vertrekt vanuit een hypothese en stelt daardoor onze
huidige denk- en gedragspatronen scherp in vraag. Wat als de vluchtelingenproblematiek
plots écht groteske proporties aanneemt? Wat als de jeugd écht volslagen
bandeloos wordt? En wat, dus ook, als de dieren, waarvan we ons zo graag
onderscheiden, nu eens menselijker zouden blijken dan we graag denken? Wat zegt
dat over ons? Hoe essentieel is het verschil tussen mensen en dieren? Jacht is een metafoor die je aan het
denken zet over de wijze waarop mensen hun wereld hebben opgedeeld, op zoek
naar orde en houvast, en vaak zonder zich ten gronde af te vragen of die
opdeling wel klopt. En juist in het gegeven van de jacht zelf wordt het
onderscheid tussen mensen en dieren tegelijk bevestigd en ontkracht. Bevestigd,
want veel mensen vinden het normaal dat mensen dieren mogen doodmaken, om ze op
te eten of gewoon voor hun plezier. En ook ontkracht, want weinig mensenzaken
zijn zo dierlijk als het recht van de sterkste, het grondrecht van de jacht. En
dan toch opnieuw bevestigd, want de jagende mens omkleedt zijn oerinstinct maar
al te graag met een overdaad aan menselijke rituelen: jachthoorns, sociale
codes, hiërarchie, afspraken en regels.
Want net zoals
de dieren menselijk zijn in Jacht, zo
zijn amateur-jager Erik en zijn overbuurvrouw Karla bovenal ook dierlijke
wezens die naar elkaar zitten te loeren. Tussen instinct en beschaving staan
bibliotheken vol wijsheid en verbeelding, maar als het er echt op aankomt
vormen die slechts een dunne grens, een grijze zone, en worden ook de
beschaafden vaak vooral voortgestuwd door hun instincten. Dat spel beschrijft
Elvis Peeters in Jacht, en hij doet
het op briljante wijze. Soms hard, rauw met korte zinnen, hard en scherp als
een vuile scherf glas. En dan weer troostrijk en vol mededogen, alsof hij wil
zeggen: beste lezer, of je nu een mens bent of een dier, denk eraan: wees lief
voor elkaar en leer van elkaar, want op het einde gaan we allemaal dood.
Antwerpen : Vrijdag, 2015, 196 p. ISBN 9789460013966
deze pagina printen of opslaan