Hugo Claus. De jonge jaren van Georges
Wildemeersch is géén biografie van de jonge Claus, zoals her en der werd
beweerd. Wel is het een studie naar de wijze waarop autobiografisch materiaal
uit Claus’ jeugd een rol speelt in zijn oeuvre. De focus ligt om die reden op
de jaren 1942 tot 1949, dat wil zeggen: vanaf de eerste pennenvrucht van zijn
hand (het uit het nationaalsocialistische tijdschrift De Vlag vertaalde gedicht ‘Grauwvuur’) tot aan zijn officiële
romandebuut De Metsiers (1950). Het
boek beschrijft daarmee Claus’ pogingen om auteur te worden en gaat na hoe een
aantal ideeën, anekdotes en figuren uit die periode in zijn latere boeken
terecht zijn gekomen. Dat is een slimme truc, want op die manier kan
Wildemeersch ook allerlei wetenswaardigheden van voor en na de behandelde
periode in zijn boek binnensmokkelen en worden tal van bouwstenen voor de
interpretatie van de latere meesterwerken aangedragen. Voor zijn studie put
Wildemeersch uit een schat aan documenten die veelal fotografisch
gereproduceerd worden in dit fraai vormgegeven boek. Hij kan beschikken over
handschriften, manuscripten en typoscripten, brieven, tekeningen en foto’s en
niet het minst: over getuigenissen van direct betrokkenen, die het
Studiecentrum Hugo Claus onder zijn leiding verzamelde.
Dat levert een boek op dat niet alleen een aantal nieuwe
feiten naar voren brengt, maar ook heel veel van wat al bekend was over Claus’
leven eindelijk terdege staaft met feitenmateriaal. Maar vooral is dit ook een
boek dat gaat over Claus’ werk, dat hier voor een groot stuk biografisch geduid
wordt. Wildemeersch voert tal van personages uit de romans terug op kennissen
en vrienden, laat duidelijk zien welke gedichten voor welke vrouwen zijn
geschreven en toont aan dat bepaalde verhalen en anekdotes die ontleend zijn aan
het leven van Claus in zijn werk telkens opnieuw – in meer of mindere mate
verhuld of naar zijn hand gezet – terugkeren. Maar ook Claus’
literair-strategische handelen wordt in kaart gebracht, waardoor we een goed
beeld krijgen van de ambitieuze jongeling die zich voorneemt koste wat het kost
schrijver te worden. Zo blijkt hij zijn eerste verzen te sturen naar
vertegenwoordigers van de drie traditionele zuilen tegelijk – over opportunisme
gesproken! – en wordt de mislukte poging om een eigen tijdschrift (Janus) op te richten uitvoerig
gedocumenteerd en gecommentarieerd. Jammer dat zijn functioneren binnen de
redactie van Tijd en Mens, dat wel
aangehaald wordt, niet nader wordt toegelicht. Daarnaast wordt heel wat
aandacht geschonken aan schrijvers die Claus beïnvloedden (met een heel mooi
hoofdstuk over Antonin Artaud) en aan de kunstrichting die maatgevend is
geweest voor zijn vroege werk en levenswijze (het surrealisme). Een zelden keer
gaat de interpretatie wel ver, zoals wanneer de interesse van de schrijver voor
homoseksualiteit, androgynie en travestie gekoppeld wordt aan de in het
surrealisme gepropageerde vrijheid. Dat is een beetje een vreemde redenering:
hier wordt een biografisch feit namelijk vanuit een poëtica geïnterpreteerd en
dat is net het omgekeerde als wat het boek elders doet, namelijk een aantal
eigenaardigheden en obsessies in het oeuvre vanuit de biografie
verklaren.
Wildemeersch heeft met zijn op
historische documenten en gegevens gebaseerde boek een flinke aanzet gegeven
voor Claus’ toekomstige biografie. Of heeft hij de arme man die deze moet gaan
schrijven net een pad in de korf gezet? De vraag is immers wat er na deze zo
rijk gestoffeerde en grondige studie – niet minder dan Wildemeersch’ levenswerk
– nog aan nieuws te vertellen valt over de hier behandelde
onderwerpen?
Antwerpen : Polis 2015, 381
p. : ill. ISBN 9789463100113
deze pagina printen of opslaan