We zijn in het
jaar 2024. In
Nederland is zo net de ‘klaar met leven’-wet gestemd die 80+'ers toelaat om uit
het leven te stappen wanneer ze vinden dat het genoeg geweest is. Euthanasie
bij levensmoeheid dus, bij eenzaamheid, niet zozeer bij ondraaglijk psychisch
of fysiek lijden. Arthur en Richard zijn net hun vader verloren. Hij was oud en
ziek, maar niet eenzaam. Hij kreeg elke dag hulp en bezoek van Irma, die ervoor
zorgde dat hij niets te kort kwam. De broers erven een verborgen diamantschat,
die hun vader ontdekte tijdens werkzaamheden in het huis. Na een schatting
blijkt dat ze op een fortuin zitten.
Hun vader heeft hen opgedragen
om met dat geld iets goeds te doen. Richard, de oudste van de twee broers, wil
een hotel openen waar mensen gratis waardig kunnen sterven in het kader van de
nieuwe wet. De ‘klanten’ kunnen volledig zelf kiezen hoe ze hun laatste uren
doorbrengen: ze kunnen genieten van een overheerlijk vijfgangenmaal, of van een
eenvoudig pompoensoepje met een boterham. In de grote bibliotheek vinden ze
ongetwijfeld hun lievelingsboek terug, dat ze for old time’s sake nog eens kunnen herlezen. Of ze kunnen
gebruikmaken van de wellnessfaciliteiten. Maar veel gebruik wordt daar niet van
gemaakt. De mensen die in zijn Vaarwelhotel komen sterven, vinden immers geen
plezier meer in een goed boek, een lekkere maaltijd of een bezoek aan de sauna.
Arthur, de jongste van de twee
broers en psychiater, heeft het moeilijk met het Vaarwelhotel. Hij steunt zijn
broer weliswaar, maar mensen aanbieden om op hotel te komen sterven is voor hem
een brug te ver. Nadat hij een voorstelling van King Lear heeft bijgewoond, weet hij wat hij wil doen met zijn deel
van de erfenis. Het stuk van Shakespeare heeft hij al verschillende keren
gezien, maar nu pas valt de verhaallijn over Gloster hem op. De oude, blinde
man vraagt aan een vreemdeling om hem tot aan de rand van de klippen te
brengen, zodat hij kan springen. De vreemdeling, die eigenlijk zijn verloren
zoon is, laat hem van een hoogte van een paar centimeter springen en maakt hem
wijs dat hij een gigantisch hoge val overleefd heeft. Gloster legt zich neer
bij het leven en verzucht: ‘Voortaan zal ik ellende verdragen tot zij zelf
uitroept: “Genoeg! Genoeg en sterf!”’
Tegenover het Vaarwelhotel opent Arthur het Gloster Huis.
Aan een opname in het Vaarwelhotel gaat steeds een intakegesprek vooraf, door
Arthur geleid. Want ook Richard is er zich van bewust dat sommige mensen gewoon
niet meer het leven willen leven dat ze leiden, maar niet weten hoe ze het nog
over een andere boeg kunnen gooien. Dan is de dood de makkelijkste optie. Maar
Arthur twijfelt net iets vaker aan de motivatie van de potentiële klanten dan
Richard. Die mensen wil hij overhalen om in het Gloster Huis te komen wonen. Er
is wel een zwembad en een bibliotheek, maar het huis is niet zo luxueus en
glamoureus als het hotel. Wat Arthur en zijn team bieden, is aandacht voor de
bewoners. Iemand die naar hun verhalen luistert, iemand om aandacht aan te
schenken, iemand om samen mee te eten. Het beperkte leventje dat de bewoners
van Gloster Huis al jaren leiden, wordt hier doorbroken. Het is niet zo
vanzelfsprekend om mensen echt te overtuigen om naar het Gloster Huis te komen.
Ze hebben immers voor zichzelf, na heel wat nagedacht te hebben, besloten om te
sterven. De proefpersoon, Noor, wordt dus ontvoerd vanuit het Vaarwelhotel. Na
een diepe slaap ontwaakt ze in het Gloster Huis, waar het personeel haar
stilaan laat ontdekken dat ze niet echt dood is. Ze voorzien haar van
gezelschap, meneer Azim, die wel op de hoogte is van het plan. Als ze echt
willen, kunnen Azim en Noor naar het Vaarwelhotel terug. Maar dat gebeurt niet.
De bewoners vinden hun levensvreugde terug. Kiezen om te sterven is een optie,
maar ook niet meer dan dat. Het is niet meer de enige uitweg. Net zoals Gloster
uit het stuk van Shakespeare stonden ze aan de rand van het leven, klaar om de
dood in te springen. En net zoals Glosters zoon staat Arthur klaar om hen er
onbewust van te overtuigen dat er nog een andere optie is. Wie steeds maar
hoort dat hij deel uitmaakt van een plaag gaat dromen van zijn eigen einde.
Winter in Gloster Huis is een actueel
boek. De vergrijzing stelt Europa voor heel wat nieuwe uitdagingen: er is meer
behoefte aan kwalitatieve langdurige zorg, al dan niet in bejaardentehuizen,
het aandeel werkende mensen wordt kleiner, ook al gaan we met zijn allen langer
werken, enzovoort. Maar ook al wordt iedereen ouder, ouder worden brengt ook
meer eenzaamheid met zich mee. Het begin van je pensioen kun je vullen met tal
van activiteiten met leeftijdsgenoten die nog even fit zijn als jij, maar
wanneer je de 80 gepasseerd bent, schieten er vaak niet meer zoveel vrienden
over. En ook al ben je voor je leeftijd nog redelijk gezond en heel helder,
alleen op stap gaan wordt moeilijker. Voor veel mensen is opvang in een
bejaardentehuis niet per se nodig. Een luisterend oor, bezoek om naar uit te
kijken, iemand om je aandacht op te vestigen heeft daarentegen iedereen nodig.
De euthanasiewet wordt stilaan uitgebreid. Het is dus niet geheel ondenkbaar
dat er binnen 10 à 15 jaar een ‘klaar met leven’-wet gestemd zou worden. <br
/>
Van der Meer heeft
deze denkoefening op een subtiele en gevoelige manier vormgegeven. Maar haar
eigen visie op de hele zaak is wel erg duidelijk. Dat laat zich vooral merken
in de graad waarin ze de personages uitgewerkt heeft. Arthur, de ‘uitbater’ van
het Gloster Huis, is psychiater. Hij is dus professioneel (maar ook van nature
uit) begaan met het welzijn en de (geestelijke) gezondheid van de mensen. Hij
vertelt ook het verhaal. Zijn verstandhouding met Richard is best goed, maar er
heerst toch een zekere spanning. Waar die zijn oorsprong heeft, is niet
helemaal duidelijk. Het personage Richard is dan ook weinig of niet uitgewerkt.
Niet alleen wordt geen enkel onderdeel van het verhaal vanuit zijn perspectief
verteld, we komen bijna niets te weten over zijn leven. We weten dat hij een
reclameman is. Net zoals zijn broer is hij dus ook met mensen bezig, en
probeert hij hen te begrijpen. Niet vanuit altruïsme, maar om hen te
overtuigen. Hij staat duidelijk voor het oppervlakkige, Arthur voor het
diepzinnige.
Tussen
de twee broers heerst een vreemd soort concurrentie. Richard wil niet dat
Arthur klanten steelt of het hotel in een slecht daglicht plaatst, maar over de
publieke perceptie van dat hotel krijgen we eigenlijk niets te lezen. Pas
helemaal aan het einde van de roman blijkt dat er rondleidingen gegeven worden
in het Gloster Huis, maar over het hotel wordt eigenlijk niet meer gerept. We
weten zelfs niet of het opgedoekt is, en of het Gloster Huis zelf nog draait.
Dat alles is een beetje jammer, want een diepere kijk op Richard was ook
boeiend geweest. De mensen die er uiteindelijk voor kiezen om te sterven omdat
ze echt klaar zijn met leven, krijgen geen stem. Voor de keuze om in een mooi
hotel in de natuur te sterven, waar quasi al je laatste wensen nog ingewilligd
kunnen worden, valt immers ook iets te zeggen. Sommige mensen die al te lang in
de eenzaamheid van hun appartementje of huisje geleefd hebben met enkel maar
herinneringen aan wat ooit een rijk gevuld leven was, hebben er misschien
gewoon echt wel genoeg van. Arthur heeft daar wel begrip voor, maar probeert
hen toch nog te allen prijzen te redden van een dood die ze misschien niet
gewild hebben. Telkens iemand in het Vaarwelhotel sterft, voelt het voor Arthur
aan als een nederlaag. Maar voor de mensen die zo’n dood wel echt willen hebben
noch hij, noch Van der Meer oren.
Bovendien was het minstens zo interessant geweest om het
effect van die ‘klaar met leven’-wet op de hele maatschappij eens te
bestuderen. Nu heeft de roman iets geforceerds. Het boek begint met een
onvoorstelbare deux ex machina: twee broers vinden zó’n grote verborgen
diamantschat dat ze iets uit de grond kunnen stampen waar ze absoluut geen geld
voor hoeven te vragen. Er wordt voor het hotel en het Gloster Huis wel een
maatschappelijk kader gecreëerd, namelijk de ‘klaar met leven’-wet, maar buiten
de reactie van twee klanten/patiënten lijken de ontwikkelingen in het hotel en
het Gloster Huis in een maatschappelijk vacuüm plaats te vinden.
Katholieke moraal
Vonne van der Meer schrijft in een
rustige, bijna dromerige stijl die je meesleept in het verhaal. Ze staat
terecht stil bij de behoefte aan aandacht en menselijk contact. Meer dan een
sauna of een luxehotel willen mensen het gevoel hebben dat hun leven de moeite
waard geweest is. Iemand om hun mooie en minder mooie herinneringen mee te
delen is veel belangrijker dan luxe. Iemand die hen doet beseffen dat oud zijn
niet betekent dat je afgeschreven bent. De Virtuele Zorg waarvan sprake in het
boek kan niet voldoende zijn. Van der Meer maakt op zich een juiste analyse van
een steeds groter wordend probleem, maar haar analyse is ook eenzijdig.
Twintig jaar geleden bekeerde Vonne van der Meer zich tot
het katholicisme. Dat uit zich ook in haar maatschappelijk engagement. Zo is ze
lid van het comité van aanbeveling van Siriz, de vroegere Vereniging ter
Bescherming van het Ongeboren Kind. In een interview met Ester Naomi Perquin
voor VPRO (15 oktober 2015) stelt Van der Meer dat haar jongste pennenvrucht
niets met haar geloof te maken heeft. Er komt inderdaad geen religie aan het
verhaal te pas. Maar de katholieke moraal is wel duidelijk. De schrijfster heeft
duidelijk een agenda. Dat agenda zit hem in wat ze niet zegt of weergeeft,
namelijk het standpunt van Richard en van de mensen die wel voor het hotel
kiezen. Niettemin is Winter in Gloster
Huis een ontroerend verhaal over waardig ouder worden en leven, eerder dan
over waardig sterven.
Amsterdam : Atlas/Contact 2015, 139 p. ISBN 9789025446222
deze pagina printen of opslaan