Ierland,
1969. Nora Webster is midden de veertig en heeft haar man, na een lang ziekbed,
verloren. Haar huwelijk was goed, het
liet haar toe een rustig en onopvallend leven te leiden en zich aan de
opvoeding van haar vier kinderen te wijden. Haar twee dochters studeren, de
jongens zijn nog thuis. Nu staat ze er alleen voor met een inkomen waarvan ze
niet rond kan komen en hopen verantwoordelijkheden die ze vroeger graag aan
haar man overliet. Ze doet zwijgzaam en eigenzinnig wat ze vindt dat ze moet
doen. Hoewel ze twijfelt, wikt en weegt, handelt ze geheel zelfstandig. Zo
verkoopt ze het vakantiehuis zonder
ruggespraak met de dochters, die nochtans de leeftijd hebben om mee te praten
en mee te beslissen. Nora laat hen niet toe.
In de eenzaamheid en de onzekerheid van deze rouwperiode
legt Nora een opvallende daadkracht aan de dag. Deels omdat het nu eenmaal
moet, deels als uiting van haar onafhankelijke geest. Wanneer ze van haar
vroegere baas uit medeleven haar oude job terugkrijgt en het niet botert met
haar chef, schikt ze zich niet bepaald in de situatie. Ze heeft nood aan
ondersteuning, maar weigert hulpeloos te zijn, ze is eenzelvig maar voelt hoe
ze baat heeft bij sociaal contact. Ze moet haar weg vinden nu ze het comfort en
de bescherming van het huwelijk kwijt is. Een vrouw met karakter, niet
eenvoudig in de omgang en ook niet ondubbelzinnig sterk of positief. Haar
afstandelijke houding tegenover haar dochters roept vragen op, die geen
antwoord krijgen. Willen de dochters geen contact of houdt Nora ze op afstand?
Scherper nog is de situatie met de zoontjes. Ze liet hen toen haar man ziek was
een jaar lang bij een tante logeren zonder hen ook maar één keer te bezoeken of
zelfs maar op te bellen. Was dat uit onmacht? Je durft niet te denken dat het
onverschilligheid was, maar het wringt toch. Wanneer ze terugkomen blijkt de
oudste te stotteren. Is er – behalve dat hij een jaar lang niet van zijn moeder
heeft gehoord -- iets gebeurd? Nora stelt er zich niet te veel vragen over. Ze
heeft een vreemd dubbele houding tegenover haar zoontjes. Weinig
toeschietelijk, maar wel met zorg, en aan het einde van de roman is ze bepaald
strijdbaar wanneer ze vindt dat haar
oudste onrechtvaardig behandeld wordt op school.
Ook op een afstand blijft de
Ierse kwestie terwijl eind jaren zestig toch een periode van geweldig veel
onrust en geweld begon – Bloody Sunday (1972) is niet zo heel ver meer af. Ook
wanneer een van de dochters, die meedoet aan de demonstraties in Dublin,
gedurende een aantal dagen geen teken van leven geeft, blijft de onrust veraf.
Colm Toibin beschrijft een leven in ditjes en datjes
terwijl een groot persoonlijk verlies verwerkt wordt en de geschiedenis van het
land een dramatische wending neemt. Het lijkt allemaal bezijden de kwestie.
Maar bijna ongemerkt krijgt Nora’s portret meer scherpte, zie je hoe de
wispelturige, onbesliste vrouw duidelijker een standvastig karakter laat zien. Nora
staat na haar rouwproces aan een nieuw begin, een leven waarin het verlies een
plaats krijgt en nieuwe mogelijkheden zich
aandienen. Muziek bijvoorbeeld, iets waar toen haar man nog leefde geen ruimte
voor was. Want misschien was Nora’s huwelijk in het conservatief katholieke
Ierland van die tijd behalve beschermend ook wel benauwend. Het vraagt een
schrijver met bijzonder veel metier om de intense gemoedsbewegingen zichtbaar
te maken onder de ups en downs van een leven waarin schijnbaar nauwelijks iets
beweegt. En om de lezer in dat langzame proces van aftasten, zoeken en
twijfelen geboeid te houden, tot hij eindelijk de contouren van het krachtige
en genuanceerde portret begint te zien.
Breda : De Geus 2015, 378 p. Vert. van: Nora
Webster door Anneke Bok. ISBN 9789044534573
deze pagina printen of opslaan