Vertaald proza

BOEKEN NR. 5, MAART 2016

S.J. Naudé: Het vogelalfabet

door Jooris van Hulle

S.J Naudé (1970) werkte een aantal jaren als advocaat in New York en Londen, tot hij naar zijn geboorteland Zuid-Afrika terugkeerde om aan de universiteit van Stellenbosch een cursus creatief schrijven te volgen en zich ten volle aan de literatuur te wijden. Alfabet van die voëls, zijn debuut, verscheen in 2011. Het blijft een open vraag waarom het nog ruim vijf jaar wachten was op de Nederlandse vertaling. Dat de verhalenbundel onder meer bekroond werd met de University of Johannesburg Debut Prize en de South African Literary Award zal er ongetwijfeld toe bijgedragen hebben dat ook in ons taalgebied de aandacht werd gewekt. Nu is die vertaling er – een voortreffelijke vertaling overigens van de hand van Karina van Santen en Martin Vosmaer – en die bevestigt meteen dat Naudé’s werk niet ten onrechte door iemand als Marlene van Niekerk ‘een feest van ongekende originaliteit’ werd genoemd.
 
Het vogelalfabet bevat zeven verhalen, die elk apart in hun breed uitdijende aanpak uitgroeien tot novellen. Het zijn verhalen die in hun thematiek en in de uitwerking ervan, met terugkerende personages en locaties, nauw bij elkaar aansluiten. Dat de auteur er in zijn ‘Woord van dank’ op wijst dat de meeste verhalen geschreven werden als onderdeel van zijn masterstudie creatief schrijven, legt het raamwerk bloot binnen hetwelk het boek uiteindelijk is gegroeid. Hij heeft ervoor gekozen de verhalen als zelfstandige literaire entiteiten te presenteren, wat van de lezer wendbaarheid vraagt om zich telkens weer in te leven in nieuwe en andere situaties. Het nodigt die lezer er echter tezelfdertijd toe uit om op zoek te gaan naar de eenheid-in-diversiteit.  
 
In de verhalen wordt gefocust op het gevoel van ontheemding – lees: vervreemding – dat expats in hun nieuwe omgeving overvalt en hen er in vaak minder fortuinlijke omstandigheden – de ziekte van een nabij familielid bijvoorbeeld – toe dwingt naar hun land van origine terug te keren. Bijzonder is wel dat slechts één verhaal zich volledig afspeelt in Zuid-Afrika zelf. Het gaat niet toevallig om het openingsverhaal, ‘De bus’. Daarin kiest een blanke vrouw, die zelf vecht tegen kanker, ervoor zich in te zetten in de strijd tegen het hiv-virus. Snel wordt duidelijk dat zij blijvend alleen staat, zelfs haar huwelijk dreigt erdoor op de klippen te lopen. Vergeefs moet ze optornen tegen de onderhuids levende dynamiek van het nieuwe Zuid-Afrika, waarin alles om corruptie en persoonlijke macht draait, terwijl op bijgeloof stoelende tradities (bijvoorbeeld de rol van de sangoma, de traditionele genezer) het op de momenten die ertoe doen, nog steeds heel levendig blijken te zijn. Of, zoals de pensionhoudster bij wie ze tijdens haar opleiding tot verpleegster verblijft, het uitdrukt: ‘Er zijn dingen hier die jij niet zult begrijpen, die jou niets aangaan.’
 
De verhalen verder in de bundel zijn meer kosmopolitisch georiënteerd en voeren de lezer mee naar Duitsland, de Verenigde Staten, Dubai… En telkens weer gaat het erin om mensen die, hoe succesvol hun loopbaan ook lijkt, met een onderhuids gevoel van onvoldaanheid in het leven staan en gaandeweg leren beseffen dat ze in wezen nooit losgekomen zijn van hun roots. Typerend is het dubbelverhaal over Ondien, die zowel in ‘VNLS’ (de afkorting staat voor ‘Victorian Native Ladies’ Society’) als in het erop volgende verhaal ‘Moeders kwartet’ de hoofdrol komt opeisen). Zij blikt terug op haar Parijse verleden, toen ze met twee Zoeloe-meisjes optredens verzorgde, die vooral succes kenden omwille van het exotische karakter ervan, maar nu totaal gedesillusioneerd naar Zuid-Afrika is teruggekeerd. Net als in de andere verhalen werkt Naudé hier nadrukkelijk met de suggestie. ‘Misschien ben ik, ‘zegt Ondien, ‘op zoek naar een kern, een oorsprong.’ Hier is het aan de lezer mee te denken met het personage om zo in te vullen waaruit de ‘kern’, eens alle omhulsels zijn weggevallen, kan bestaan. In ‘Moeders kwartet’ brengt Ondien een bezoek aan haar broer Cornelius in Londen, aan haar zus Zelda in Amerika en haar andere zus Vera, die in Dubai woont. Geen van hen gaat het voor de wind, of zoals Cornelius het uitdrukt: ‘Er is iets veranderd, alles in veranderd.’ En om het suggestieve van zijn verhaal nog meer in de verft te zetten, beschrijft Naudé hoe Ondien ertoe komt weer te componeren. Wat zich aan haar opdringt, is een dodenmars.
 
S.J. Naudé dringt diep door in de psyche van zijn personages: hoe die zich los pogen te wrikken uit een toestand van verstarring, hoe zij de weg willen bewandelen naar openheid en tot op zekere hoogte die naar aanvaarding van wat hun plaats in een ‘ander’ Zuid-Afrika is. Allerminst toevallig heet een van de verhalen ‘Los’, waarin een Indische danser zijn blanke vriend, die ‘nog behept is met de versteende gevoeligheden van het Zuid-Afrika uit zijn jeugd’ wil leren hoe hij zijn handen kan losmaken. En aansluitend bij de titel van de bundel luidt het op dat moment:  
 
‘Een vogeltje met gifgroene vleugels komt naast hun gezicht hangen, […] een of andere nieuwsgierige soort, een honingzuigertje misschien, dat gevoeld heeft dat er tussen hen tweeën nectar te vinden is.’

Naudé’s verhalen zijn als nectar, zo verfrissend is het geluid dat hij laat opklinken binnen de Zuid-Afrikaanse literatuur.
 
Amsterdam : Podium 2016, 325 p. ISBN 9789057597404 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri