Letterkunde

BOEKEN NR. 7, MEI 2016

Yvan De Maesschalck: Vossenlucht

door Ine Kiekens

In een volledig gevulde Vergaderzaal van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde stelde Yvan de Maesschalck, freelance recensent en redacteur van Tiecelijn. Jaarboek van het Reynaertgenootschap, op 10 maart laatstleden zijn recentste boek aan het grote publiek voor. In Vossenlucht. Over Reynaertpersonages en hun fictionele aanverwanten vertrekt De Maesschalck van een algemeen verbreide bewering: de Reynaertmaterie vormt ‘een vast onderdeel [...] van het literaire werelderfgoed en [...] van het collectieve geheugen’ (iii). Tegelijkertijd vraagt hij zich daarbij af ‘of men in de contemporaine Europese literatuur even regelmatig/vaak verwijzingen naar de Reynaert kan terugvinden als men redelijkerwijs mag veronderstellen’ (iii). Hoewel voor de Nederlandstalige literatuur daar relatief snel bevestigend op kan worden geantwoord – denk maar aan de oeuvres van Willem Elsschot, Louis Paul Boon en Peter Holvoet-Hanssen – dringt verder onderzoek zich op, zeker als ook de andere Europese literaturen bij deze vraagstelling worden betrokken. Het uitgangspunt van De Maesschalcks bundel vormt het verslag van zijn zoektocht naar de door hem zo genoemde ‘vossensporen’. Hij claimt daarbij geenszins volledig te zijn, maar laat zich, gestuurd door zijn persoonlijke leeservaringen, meedeinen op de lokroep van de vos en andere Reynaertpersonages.

Vossenlucht is in vier delen opgedeeld. Het eerste deel, ‘Intro’, vormt een studie naar de oude en de jonge Willem, door De Maesschalck een ‘koninklijk meervoud’ genoemd. In deze bijdrage, ‘Lof der hondsheid’, vergelijkt hij Willem, de mysterieuze auteursfiguur van Van den vos Reynaerde, met diens fervente bewonderaar en zelfgekozen naamgenoot Willem Elsschot (schrijversnaam voor Alfons de Ridder). De Maesschalck gaat de gelijkenissen en verschillen tussen beide auteurs na en bekijkt hoe de een de ander heeft beïnvloed. <br/ >  <br/ > In het tweede deel, ‘Reynaertpersonages en hun aanverwanten’, samengesteld uit negen bijdragen, worden de contemporaine, breed uitwaaierende avonturen van verschillende Reynaertpersonages afzonderlijk belicht. In ‘Het vel van de beer. Een overweging’ komt De Maesschalck tot de vaststelling dat de beer vaak met vorstelijke of aardige eigenschappen wordt geassocieerd, maar dat hij in de literatuur slechts zelden een centrale rol krijgt toegemeten. Dat blijkt al in middeleeuwse teksten zo te zijn geweest: beren zijn opvallend afwezig in bestiaria of in de Germaanse mythologie. In de huidige literatuur wordt hij op verschillende manieren opgevoerd: soms als een prooi, soms als een bijzonder aaibaar personage of integendeel als een proleet.

In ‘Homo homini lupus. Over de wolf in de moderne letterkunde’ wordt het negatieve beeld van de wolf enigszins bijgestuurd. Hoewel de wolf in de westerse literatuur inderdaad vaak met allerhande boze connotaties wordt beladen en in sommige teksten met de duivel wordt geassocieerd, krijgt hij soms ook positieve kenmerken toegewezen. De wolf zorgt in bepaalde gevallen voor bescherming en staat in specifieke tradities symbool voor de vruchtbaarheid. Over de wolf gaat De Maesschalck ook in een volgende bijdrage verder. In ‘Dit rijk van pegels sneeuw waar naalden prikken’ zoomt hij dieper in op de verhouding tussen wolf en mens in de bundel Boze wolven van Erik Spinoy. Daarbij komt hij tot de conclusie dat tussen de wolf en de mens geen verzoening kan worden voltrokken.

De figuur van de kat speelt de hoofdrol in ‘Kanttekeningen bij enkele naoorlogse gedichten. Een kattebelletje’. Hoewel de kat ondoorgrondelijke en ongenaakbare allures bezit, treedt ze in de literatuur ook vaak als bemiddelaar of boodschapper op. In ‘Omtrent De Leeuw van Vlaenderen en andere leeuwen’ wordt duidelijk welke glansrol voor de leeuwen in de moderne westerse literatuur is weggelegd, niet in het minst wat de Nederlandstalige literatuur betreft.

In ‘De schoonheid van dit drieste dansen. Hazenvreugd en hazenleed in enkele naoorlogse gedichten’ wordt onder meer toegelicht waar het woord angsthaas vandaan komt. De haas blijkt vaak als een schuw en laf dier te worden voorgesteld, zoals ook de opvoering van Cuwaert in Van den vos Reynaerde laat zien. Hoe vrolijk en levenslustig het gedartel van hazen bovendien soms mag zijn, de verschijning van een haas brengt in de westerse verhaaltraditie vaak een dodelijke afloop met zich mee. Iets gelijkaardigs kan bijvoorbeeld in ‘Over de picareske strapatsen van Vatanen in Haas van Arto Paasilinna’ worden geobserveerd, waarin De Maesschalck dieper ingaat op de novelle van deze Finse auteur.

Een ander bijzonder symbolisch dier is de hond. Waar deze getrouwe viervoeter wordt geïntroduceerd, is de gevestigde orde meestal voorgoed veranderd. Dat blijkt uit de waarnemingen van De Maesschalck in ‘De omweg naar Saramago. Over de hond van de tranen’.

In ‘Charles Darwin voorbij? Over de mensaap als homo sapiens in enkele moderne verhalen’ wordt in de introductie een frequent gebruikt perspectief omgekeerd. Dieren worden, in satiren bijvoorbeeld, vaak met menselijke karaktertekeningen afgebeeld, maar in een aantal literaire teksten krijgt de mens net dierlijke eigenschappen aangemeten. Het dichtst bij de mens staat de mensaap. Het is volgens De Maesschalck opvallend hoe vaak de mensaap in de Europese literatuur de kans krijgt om zich in een diepgravende redevoering uit te leven. Die associatie van de aap als ‘oratorisch talent’ blijkt terug te gaan op de renaissance, waar schrijvers en kunstenaars toen geregeld met apen in verband werden gebracht.

Het derde deel van Vossenlucht, getiteld ‘Vossensporen’, focust op de veelzijdige facetten van de figuur van de vos. De eerste twee bijdragen bekijken hoe de Reynaertverhalen recent in een academische context werden gepercipieerd. In ‘Reynaerts proteïsche gestalte. Kanttekeningen bij Reinaerts streken van Jozef Janssens en Rik van Daele’ biedt De Maesschalck een veeleer kritische lezing van Janssens’ en Van Daele’s overzicht van het vossenmotief doorheen de cultuurgeschiedenis. Over de diplomatische en synoptische uitgave naar de bronnen van 1479 tot 1700 laat hij zich in ‘Over De gedrukte Nederlandse Reynaerttraditie van Hans Rijns – Een beschouwing’ dan weer lovend uit: hij prijst onophoudelijk de verdiensten van deze editie en het monnikenwerk dat Rijns hierbij aan de dag heeft gelegd.

In de daaropvolgende vier bijdragen bekijkt De Maesschalck enkele literaire teksten die voor hem ‘een hoog vossengehalte’ hebben. In ‘Liefde in tijden van de vos’ bestudeert hij de novelle The Fox, een werk van D.H. Lawrence. Daarbij concludeert hij dat Lawrence vlot met de grenzen van het bewuste, het onbewuste en het halfbewuste gedrag weet te spelen. In ‘De vos is een mens is een vos. Over Ten zuiden van de rivier van Blake Morrison’ zijn de lofbetuigingen van De Maesschalk aan Morrison voor zijn roman niet te evenaren: ‘Ten zuiden van de rivier introduceert het op Reynaerts historie geïnspireerde fox theme in de hedendaagse literatuur op verbluffende wijze’. Al in het motto waarschuwt Morrison op Reynaerdiaanse wijze dat er zich onder de mensen veel vossen verschuilen en ook in de tekst zelf wordt de Reynaertthematiek verder uitgewerkt.

In ‘Over Het leugenverhaal van Corine Kisling en Paul Verhuyck. Een associatieve lezing’ is De Maesschalck eveneens bijzonder enthousiast. In deze literaire thriller zijn de motieven uit de Reynaerttraditie en de thema’s uit het misdaadverhaal immers naadloos met elkaar verweven. Ook in sommige poëziebundels blijken de vossensporen zeer goed zichtbaar te zijn. ‘Over de vossenfiguur in De reis naar Inframundo van Peter Holvoet-Hanssen’ zoomt in op de voorgenoemde zelfbloemlezing, waarbij de dichter onder het thema van de vos tien gedichten heeft samengebracht. Variatie blijkt in die gedichten troef te zijn: zo gedraagt de vos zich de ene keer uiterst lieflijk, terwijl hij de andere keer enkel boosheid in zich draagt.

‘Vossensporen. Herinneringen aan de dingen die niet overgaan’ vormt het sluitstuk van dit gedeelte. De Maesschalck haalt er een idee van de Griekse dichter Archilochos aan: ‘een schrijver [is] een egel die één ding weet of een vos die vele dingen weet’. De Maesschalck beschouwt er de beste literatuur als ‘een spiegelpaleis, opgetrokken uit woorden, zinnen, motieven die elkaars echo zijn’. Het zou het perfecte motto van zijn studie kunnen vormen, gezien zijn veelvuldige, diepgaande inspanningen om dergelijke echo’s op vossenniveau in kaart te kunnen brengen. <br/ >  <br/ > Het laatste deel van Vossenlucht, de ‘Coda’, bestaat uit de bijdrage ‘Reynaert of de dodelijk liefste anarchist in het beestenbos. Een column’. Die beschouwing vormt, net zoals in Van den vos Reynaerde, een laatste pleidooi voor de vos, die hier, weliswaar vanuit oprechte bedoelingen, in een positief daglicht wordt geplaatst. In tegenstelling tot veel andere stukken over de schalkse vos, waarin zijn veeleer demonische aard wordt geviseerd, biedt De Maesschalck hier een laatste eerbetoon aan de vos door ook diens humane en empathische karaktertekeningen voor het voetlicht te halen.

Vossenlucht vormt het voorlopige resultaat van een jarenlange queeste en bundelt een reeks herwerkte en geactualiseerde bijdragen van De Maesschalck, waarvan het merendeel al eerder in Tiecelijn was verschenen. Het bijeenbrengen van artikelen die onder hetzelfde vlaggenschip varen maar ook elk hun eigen nuance en insteek hebben, is geen eenvoudige taak. De verzameling die Vossenlucht vormt, is daardoor soms wat artificieel te noemen. Zo is de opsplitsing tussen teksten over de vos zelf en teksten over verwante Reynaertpersonages zonder meer te rechtvaardigen, maar doet de variatie binnen die categorieën in bepaalde gevallen veeleer vreemd aan. Het is bijvoorbeeld merkwaardig om binnen die eerste categorie plots twee bijdragen te zien opduiken waarin De Maesschalck zijn mening geeft over twee onlangs verschenen academische studies die de Reynaertmaterie centraal stellen, terwijl hij in diezelfde categorie verder het vossenmotief in literaire werken bestudeert. Verder wil De Maesschalck in de ene bijdrage een breder overzicht bieden, terwijl hij in de andere slechts op één werk of één personage inzoomt, waardoor hij andere factoren minder sterk belicht. <br/ >  <br/ > Hoewel de auteur zelf al in zijn inleiding aangeeft dat hij zijn focus soms te sterk op één bepaald aspect richt, blijken zijn enthousiaste uiteenzettingen nu en dan in die mate te meanderen dat hij daardoor zijn oorspronkelijke onderzoeksopzet wat uit het oog verliest. Soms wordt dermate sterk ingezet op het belichten van de inhoud van een specifiek werk dat de link met de Reynaertpersonages niet altijd even duidelijk wordt geëxpliciteerd. Een meer gestuurde lectuur, bijvoorbeeld door de lezer aan het einde van de bijdragen telkens een overkoepelende conclusie aan te bieden, zou aan deze manco’s mogelijk tegemoetkomen.

Ondanks de bovenstaande kritische bemerkingen mag De Maesschalcks bundel zonder enige twijfel een titanenwerk worden genoemd. Moeiteloos laveert hij tussen de verschillende Europese literaire tradities, waarbij hij zowel zijn erudiete kennis over klassiekers en bestsellers als zijn benijdenswaardige belezenheid betreffende minder bekende werken tentoonstelt. Een aantal werken uit die laatste categorie heeft door De Maesschalcks lovende bewoordingen alvast mijn lijst van nog te lezen boeken gehaald. Bescheiden als hij is, beklemtoont De Maesschalck enkele malen dat zijn studie zeker niet als compleet mag worden beschouwd. Hoewel hij dan misschien slechts een puntje van de vossenstaart in kaart heeft gebracht, zullen het hem weinigen nadoen. Bovendien beschikt De Maesschalck over een subliem vocabularium en maken de talrijke subtiele woordspelletjes – zo heeft hij het over ‘een kattenbelletje’ wanneer hij de figuur van de kat bespreekt – het boek bijzonder aangenaam om te lezen. Het doet alvast reikhalzend uitkijken naar wat De Maesschalck nog meer in petto heeft.

Gent : Academia Press 2016, 320 p. ISBN 9789038225579

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri