Poëzie

BOEKEN NR. 4, APRIL 2017

Jacques Hamelink: Oden voor komende nacht

door Dirk De Geest

Jacques Hamelink is, nu hij stilaan een gezegende leeftijd heeft bereikt, tegelijk meditatiever en vitaler dan ooit. In veel opzichten vormen deze Oden voor komende nacht daarvan een sprekend voorbeeld. De dichter die ooit naam maakte met staccato-achtige verzen en een vrij abstract-symbolische zegging, toont zich hier met een grote breedvoerigheid. Die evolutie was al een tijdlang bezig, maar het taalgebruik in deze nieuwe bundel is ongemeen barok. De dichter toont zich op alle vlakken van zijn meest retorische zijde. De zinnen rijgen zich aan elkaar in een niet te stuiten stroom van associaties en gedachten, de woordenschat doet een beroep op alle taallagen (ook op een massa nieuwvormingen en samenstellingen). De beschrijvingen zijn vaak expansief. Tegelijk echter worden de meeste gedichten ook gekenmerkt door een drang naar densiteit.

Die schrijfstrategie resulteert in gedichten die tegelijk weerbarstig en herkenbaar zijn. Aan de ene kant blikt de dichter terug op zijn leven. Veel gedichten keren terug naar de jeugd. Ze evoceren de ouders, de vroege erotische ervaringen, het leven in een agrarische omgeving, de uitstapjes naar Belgische steden. Het zijn anekdotes die met enig weemoed worden verteld, maar die tegelijk als bij uitstek vormend worden voorgesteld. Net daardoor krijgen ze het karakter van cruciale overgangsrituelen, iets waarbij de symbolische en hymnische taal als versterkende factor werkt. Ook de expliciete verwijzingen naar seksualiteit passen bij dat opgroeien van een jongeman. Naast die klemtoon op vitaliteit en Eros zijn er echter ook gedichten die Thanatos oproepen, de confrontatie met de dood en het verlies; niet toevallig vormt de Tweede Wereldoorlog hier een belangrijke episode. Ten slotte is er de centrale rol van het landschap en de landelijke omgeving, waar het dichterlijke ik ook leert omgang met dieren (hun animale levenswijze, maar ook de manier waarop ze worden geslacht).

Die autobiografische laag is in deze bundel overduidelijk aanwezig en vormt ook het stramien voor de overige reeksen. Op een bepaald ogenblik wordt bijvoorbeeld, weliswaar impliciet maar herkenbaar, een bezoek aan Hugo Claus in Gent opgeroepen. Tegelijk legt de woekering van woorden en beelden de klemtoon op het feit dat het telkens om ‘verbeelde’ realiteiten gaat, om literaire constructies. In zijn jongste bundels heeft Hamelink onafgebroken laten zien hoe poëzie een soort van scherm optrekt, dat enerzijds de naïeve lectuur (als spiegel van de wereld) tegengaat en anderzijds de poëtische taal in haar mogelijkheden wil tonen. Veel gedichten thematiseren ook de relatie tussen taal en werkelijkheid en de eigen inbreng van het dichterschap.

Oden voor komende nacht is een bijzonder intrigerend geheel, met een aantal ongemeen sterke gedichten. Tegelijk is het de vraag of dit boek veel lezers zal bereiken. Mensen die op zoek zijn naar een soort van persoonlijk en herkenbaar dichterschap zullen dit te veel een ‘woordenbrij’ vinden, die in contrast staat met de vaak alledaagse gegevens die worden opgeroepen. Omgekeerd zullen literair ingestelde lezers soms het gevoel hebben dat de barokke overvloed niet altijd de functionaliteit van het vers ten goede komt. Het is inderdaad van het goede teveel. Hamelink komt met zijn jongste werk dicht in de buurt van de hymnische visioenen van Ter Balkt, maar hij woekert nog meer met de taal. Gulzigheid voor woorden, onstuitbaar, tot aan het einde toe: ‘Dat niemands verzinsel//heerse over me.’ is niet toevallig het slotakkoord.

Amsterdam : Querido 2016, 124 p. ISBN 9789021403540. Distr.: L&M Books   

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri