De alom gelauwerde Claudio Magris (1939) staat
niet meteen geboekstaafd als een makkelijke auteur. Magris gelooft namelijk
niet in middelmatigheid, doet grondig zijn voorbereidende research en hanteert
een encyclopedische stijl die de lezer voortdurend uitdaagt. Hij vermengt fictie
met feiten, grossiert hij in talen of citaten en je mag je er je hoofd op verwedden
dat hij voor je onbekende woorden of termen verweeft in zijn teksten.
De
romancier-cultuurfilosoof slaagt er bovendien in om binnen eenzelfde tekst de
grenzen van verschillende genres af te tasten. Magris’ teksten laten je dan ook
zeker niet toe om zomaar achterover te zakken in je sofa, maar ze nemen je wel
steevast mee op sleeptouw, wellicht in de eerste plaats de ver doorgedreven
vorm van meerstemmigheid waardoor zijn discours uitwaaiert en je je als lezer
zelf een weg moet banen in een complexe vertelling.
Zo neemt in Magris’
voorlaatste roman, Blindelings
(2007), een mysterieuze en voortvluchtige verteller de stem aan van
verschillende (historische) personages die samen de geschiedenis van de
twintigste eeuw. Het museum van oorlog
(2017), zijn laatste roman waaraan hij twintig jaar werkte, herneemt die les,
maar grijpt nog verder terug in de tijd.
Clusterfiguur in deze lijvige vertelling is
Louisa Brooks die in Triëst een museum van oorlog moet inrichten. Ze moet het
levenswerk van een verwoed verzamelaar verderzetten. Die man, wiens leven op
dat van Diego de Henriquez gebaseerd is en dat Magris kort toelicht in zijn
kort ‘Nawoord’, wilde allerlei wapens en oorlogsmateriaal
onderbrengen in een museum van oorlog waarvan het parcours die oorlog mogelijk
ongedaan zou kunnen maken. De verzamelaar kwam echter om in een mysterieuze brand.
Magris beschrijft in de eerste plaats
niet Henriquez’ reële museum, maar bij monde van Luisa wijdt hij wel
hoofdstukken aan de verzamelde objecten en de manier waarop ze de zalen moeten invullen.
Deze beschrijvingen gaan dan over in bespiegelingen over oorlog in het
algemeen, over concrete (wereld)conflicten, over haat en vervolging, over
liefde en dood. Luisa grijpt hiervoor terug naar de deels bewaarde
aantekeningen van de dode verzamelaar en lijkt als het ware met hem in dialoog
te gaan.
De inrichting van het museum en de reconstructie
van de intenties van de oprichter doen Luisa echter ook stilstaan bij haar
eigen leven en herkomst, een terugkerend thema in Magris’ oeuvre. Haar Joodse
moeder ontsnapte aan de vervolging van de nazi’s, maar droeg hierover haar
leven een schuldgevoel met zich mee.
Luisa’s grootmoeder Deborah kwam wel om,
in de Risiera di San Sabbia, de rijstpellerij in Triëst en Italiës enige
concentratiekamp, waar politieke gevangen en Joden werden opgesloten, gemarteld
en gedood. De graffiti, die gevangen op de muren krasten, werden mettertijd
witgekalkt, net alsof men het gruwelijke verleden wilde doen vergeten.
Terwijl
de titel van de vertaling naar het in Triëst gevestigde ‘Museo della guerra per
la pace. Diego de Henriquez’ verwijst, doelt de oorspronkelijke titel Non luogo a procedere op het onderzoek
naar de in de Risiera gepleegde misdaden dat zonder echt resultaat moest worden
afgesloten. Hoe slachtoffers, beulen en wie stilzwijgend de andere richting
opkeek een plaats geven?
‘Het gezwel dat in de Geschiedenis zit en alles om
zich heen vernietigt, zit ook in het hoofd, misschien nog eerder in het hoofd.’
‘Een verhaal bestaat pas achteraf – en soms niet eens dán, er is maar een
handvol feiten, zonder enige samenhang of logica, een door elkaar gehusseld pak
kaarten, niet meer op volgorde en nog niet gedeeld volgens de regels van het
spel.’
Magris’ vertellers – ook de verzamelaar had
hiernaar veldwerk verricht – versterken elkaars beelden en metaforen in hun
verzet tegen deze bewuste verdringing van de geschiedenis door die aan een
ander taboe van de geschiedenis te koppelen, rassenhaat en slavernij. Dat taboe
wordt aangesneden via het huwelijk van Luisa’s moeder met een zwarte soldaat
die in Triëst gebaseerd was.
Het museum
van oorlog graaft echter verder en in de verhalen van de zwarte vader komt
de Spaanse Luisa tot leven, een met een Spanjaard gehuwde Afrikaanse slavin,
die niet alleen kan ontsnappen aan Caribische ontvoerders maar ook aan de
inquisitie. Om haar geschiedenis geloofwaardig te vertellen, bestudeerde hij overigens
het Creools.
Op associatieve wijze verbindt Magris deze fictie met andere
verhalen en geschiedenissen. Fictie en werkelijkheid, de menselijke natuur,
taboes en eruditie weten hij en vertaalster Linda Pennings magistraal in te
bedden in deze wervelende vertelling.
Claudio Magris: Het museum van oorlog, De Bezige Bij Amsterdam, 2017, 398 p. ISBN 9789023455066. Vertaling van Non luogo a procedere uit het Italiaans door Linda Pennings. Distributie: WPG Uitgevers
deze pagina printen of opslaan