In het fabeldier dat KOMRIJ heet
(2004) had Onno Blom Komrij’s Griekse jaar (juni 1965-juni 1966) al uitvoerig
beschreven: samen met een vriendin vertrekt Komrij naar Kreta in de hoop daar
zijn carrière als schrijver op te starten, maar door allerlei problemen – ze
vinden maar geen vast verblijf, zij knoopt een relatie aan met een getrouwde
Griek, zijn pogingen om literaire klusjes te krijgen draaien op niets uit en
het conservatieve Kreta heeft problemen met de homoseksualiteit van de
schrijver – wordt het een rampzalig jaar. Bovendien heeft hij net voor vertrek
Charles ontmoet, die na Komrij’s terugkeer naar Amsterdam zijn partner zal
worden.
Met de publicatie van De lange
oren van Midas. Het begin van een schrijverschap is die periode nu ook
gedocumenteerd voor een breder publiek. De kern van dit boek vormt het
manuscript van Komrij’s eerste romanpoging met dezelfde titel. Dat is een
verhaal in korte hoofdstukjes en in een voor zijn doen experimentele stijl dat
volledig gebaseerd is op zijn Griekse wederwaardigheden.
Doordat ook zijn
dagboek uit die tijd, notitieboekjes en bepaalde briefwisseling zijn opgenomen,
kan je goed de overlap tussen leven en literatuur vaststellen. En tot slot
bevat het boek ook nog een fragment uit de bijna veertig jaar later verschenen
roman Hercules waarin de
gebeurtenissen uit deze periode met duidelijk meer meesterschap verwerkt zijn dan
in die eerste romanpoging.
Deze uitgave biedt zonder twijfel zeer boeiend biografisch materiaal en
ook literair-historisch gesproken bevat het boek veel belangwekkends: niet
alleen de mislukte pogingen om vertaalwerk vast te krijgen of de gedichten uit
die tijd die al dan niet gepubliceerd raken, maar ook de nooit verschenen roman
is interessant in het licht van het latere oeuvre, precies omdat hij
stilistisch zo afwijkt van de latere Komrij, al zijn hier en daar wel al de
virtuoos geformuleerde vileine opmerkingen te vinden waarin hij later zal
excelleren.
Niettemin zijn er ook kanttekeningen te maken bij een dergelijk
boek. Doe je een auteur die bekend staat om zijn stilistische brille recht met
de publicatie van zijn eerste probeersels die hij zelf nooit aan het publiek
heeft willen presenteren? Bovendien
levert de documentaire aanpak van dit boek een saaie leeservaring op. Wie het
boek van kaft tot kaft leest en dus na de inleiding de schriftjes met
biografische notities en vervolgens nog eens de roman, krijgt eigenlijk
driemaal hetzelfde verhaal, maar dan steeds slechter geschreven.
Bezorger Arie Pos vat een en ander zwierig samen, de notities van
Komrij zelf zijn duidelijk voor dagelijks gebruik en hebben geen literaire
pretenties en de roman is dan weer moedwillig vreemd, want gegoten in de stijl
van de experimentele literatuur van de jaren zestig. Zoals gezegd is het
interessant om vandaaruit de verdere evolutie te beschouwen van het
schrijverschap en de poëtica van Komrij, die precies zal teruggrijpen naar de
heel conventionele, negentiende-eeuwse literatuur, maar dat is toch meer iets
voor onderzoekers dan voor lezers.
Het is uiteraard nobel om de herinnering aan Komrij levendig te houden,
en het is vanuit literatuur-historisch perspectief een boek dat zeker
bestaansrecht heeft (de doorsnee tekstgeneticus heeft hier een vette kluif
aan), maar prettige lectuur is het zeker niet. Dit is een boek voor de hardcore
fans!
Gerrit Komrij, Arie Pos: De lange oren van Midas: het begin van een schrijverschap, De Bezige Bij Amsterdam, 2017, 286 p. ISBN 9789023464518.
Distributie: WPG Uitgevers
deze pagina printen of opslaan