Willem Elsschot is een van de weinige, zo niet de enige
schrijver in ons taalgebied van wie het gehele oeuvre sinds zijn overlijden
permanent in de boekhandel beschikbaar is gebleven, hetzij in diverse edities
van zijn verzameld werk, hetzij in handige pocketedities. Dat dat oeuvre niet
zo groot is, helpt natuurlijk, maar toch. Uitgeverij Polis is Elsschots werk nu
mondjesmaat opnieuw aan het uitgeven, maar probeert de potentiële kopers –
waaronder vele diehard-fans en verzamelaars – toch wat extra in de watten te
leggen door de verschillende delen door bekende schrijvers te laten uitleiden.
Zo bijvoorbeeld schreef Peter Vandermeersch een nawoord bij Kaas en Eric Rinckhout bij De verlossing.
Voor de heruitgave van Elsschots
‘verzen’ heeft men ervoor geopteerd om bij elk gedicht een toelichting te laten
schrijven, wat best doenbaar was als men weet dat Elsschot zelf slechts 22 van
zijn gedichten publiceerbaar achtte. Toch bevat deze editie 25 bijdragen omdat
er aandacht is voor de jeugdverzen, die alleen in tijdschriften verschenen,
voor Elsschot als vertaler van een gedicht van Jan Greshoff en voor Elsschot
als gelegenheidsdichter. Hoewel ook deze bijdragen zeker hun waarde hebben,
verstoren ze toch een beetje de eenheid van de bundel.
Voorts kan deze bundel dienst
doen als een handboek poëzieanalyse voor beginners: elk gedicht wordt immers op
een andere manier benaderd en alles wordt prima uitgelegd. Wie nog niet wist of
vergeten mocht zijn wat de literaire term ‘apostrofe’ betekent, zal nu nooit
meer vergeten dat het om een aanspreking gaat van iets of iemand buiten het
gedicht – een techniek die Elsschot in alle gedichten toepast, behalve in ‘Het
huwelijk’, zo blijkt uit de bijdrage van Hans van de Voorde.
Interessant is de manier waarop
de ondertussen overleden Joris Gerits ‘Aan Fine’ confronteert met ‘Nog een
brief’ van Jotie T’Hooft. Paul Claes serveert drie pastiches op ‘Het huwelijk’
– van respectievelijk Adriaan van Dis, Kees van Kooten en Tom Lanoye, toch niet
de minsten – vakkundig af. Lanoye, zo schrijft hij, ‘reikt als dichter niet
eens tot de slippen van de meester’. De Groningse emeritus hoogleraar Gillis
Dorleijn benadert ‘Aan Jan Greshoff’ vanuit diverse invalshoeken (stilistisch,
anekdotisch, biografisch, intertekstueel…) om toch maar iets zinnigs over de
strekking van het gedicht te kunnen zeggen. Matthijs de Ridder – die er al een
heel boek over schreef – plaatst het beruchte ‘Borms’ in zijn
literair-historische en politieke context. De meeste stukken lezen aangenaam
weg en werpen tevens een verhelderend licht op de besproken gedichten. Een
uitzondering, naar mijn misschien te particuliere smaak, vormt de bijdrage van
Anne Decelle, die ‘Moeder’ kapot close readt.
Over kapot gesproken: dat was
ook mijn exemplaar van dit boek, na weliswaar behoorlijk intense lectuur, maar
toch. Dat en het ontbreken van een register, vormen een jammerlijke smet op een
voorts puike uitgave, die als naslagwerk een vaste plaats verdient in de
stilaan flink uit de kluiten gewassen secundaire Elsschot-bibliotheek.
Koen Rymenants &
Carl de Strycker (red.): Willem Elsschot Dichter. Alle Verzen verzameld en
toegelicht. Polis, Kalmthout 2017, 304 p. ISBN 9789463102902. Distributie:
Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan