‘[…] dit licht, ziet u dat? Dat is wat ik haar
wil laten zien, daar wil ik dat ze zich op richt. Helderder, feller nog zal ik
de kleuren beschrijven, als een gloed waaraan ze zich kan warmen, waarvan ze
kan genieten en waaraan ze zich kan overgeven, zodat ze zal merken dat ze zich
niet hoeft te verbergen in dat donkere, dat treurige.’
Aan het woord is de
twintigjarige Ben, die poogt uit te leggen hoe hij via schilderijen weer licht
in het leven van de pas blind geworden Rosa wil brengen. Ook Indra en Amy zijn
op zoek naar licht; licht dat klaarheid brengt in het duistere, met geheimen
omhulde verleden van kunsthandelaar Ben en jazzpianiste Rosa. De titel Licht van Onno Wesselings derde roman is
dus alleszins niet uit de lucht gegrepen.
Het verhaal vangt aan wanneer
Indra, conservator van een museum in Alkmaar, gevraagd wordt om de collectie
schilderijen van Rosa’s overleden man Ben te onderzoeken. Eén van de
schilderijen trekt onmiddellijk zijn aandacht, maar voordat hij enige vragen
kan stellen aan Rosa, overlijdt ze diezelfde nacht. Indra besluit om samen met
Amy, de dochter van Ben en Rosa, op zoek te gaan naar de waarheid omtrent
Rosa’s woelige verleden, Bens mysterieuze leven en de verdwijning van Indra’s
moeder. Een ingewikkelde geschiedenis ontrolt zich.
Wesseling vertelt het verhaal
aan de hand van korte hoofdstukken, telkens ingeleid door een liedcitaat. Hij
hanteert een kleurrijke schrijfstijl om de wereld rond Rosa te beschrijven, wat
soms resulteert in mooie zinnen (zoals de allereerste: ‘Op haar gezicht zag ik
klanken woorden worden.’), maar toch vaak gekunsteld en onnatuurlijk aandoet.
Om de herinneringen rond Rosa en Bens jeugd tot leven te wekken benadert Wesseling
het verhaal namelijk vanuit verschillende perspectieven. Zo haalt hij er
dagboekfragmenten van de laag opgeleide – overdreven benadrukt door zogenaamde
schrijffouten – moeder van een jeugdvriend bij en maakt hij voornamelijk
gebruik van dialoogvorm. En daar wringt het schoentje.
Indra en Amy gaan meermaals op bezoek bij Indra’s vader en
Arno, beiden jeugdvrienden van Ben en Rosa. De herinneringen die zij ophalen,
zijn zo gedetailleerd en doorspekt met adjectieven dat het geheel erg ongeloofwaardig
overkomt. Ze weten nog woordelijk te herhalen wat gezegd werd, dat het
beddengoed ‘pas verschoond’ was en er ‘een zucht van gefluisterde verbazing’
doorheen het publiek ging – allemaal over situaties die bijna vijftig jaar
voorheen plaatsvonden en waar ze zelf vaak niet eens bij waren. De personages
lijken dus eerder een tekst af te lezen in plaats van spontaan herinneringen op
te halen. Bovendien wordt het verhaal zo vaak onderbroken en lijken de
personages voortdurend van de ene verbazing in de andere te tuimelen (‘Djaja
zat stilletjes te glimlachen in de ontstane commotie. Amy wilde van alles weten
[…]’) dat het om den duur behoorlijk vervelend wordt.
Drie vierde van Licht lijkt een aanloop tot de plotse
ontknoping waar nog veel nieuwe informatie op de lezer wordt afgevuurd.
Wesseling spint op die manier het verhaal veel te lang uit. Hij wil steeds
nieuwe invalshoeken en plotwendingen naar voren schuiven, maar verzandt in een
verhaal waar geen vaart in zit en waar op het einde nog veel losse eindjes
overblijven. Licht is een mooie
oefening in perspectief en genrewisseling. Jammer dat het ook daarbij blijft –
een oefening.
Onno Wesseling: Licht, De Geus, Amsterdam 2018, 350 p. ISBN 9789044538137.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan