Dat er toch een leven te ontwerpen moet zijn
voor een mens met aantoonbaar gebrek aan wil, bedenkt Carolien ruim over de
helft van Want de avond. Niettemin
valt het haar moeilijk om zich op te laden na de ingrijpende wendingen die het
leven voor haar in petto bleek te hebben. In Kwartet, Anna Enquists roman uit 2014, worstelden Carolien en haar
man Jochem met de dood van hun twee zonen, jongens van tien en twaalf die
omkwamen op terugweg van een schoolreis. Troost vond het koppel vooral in het
samen musiceren met Caroliens studievriend Hugo en met Heleen, een collega in
haar huisartsenpraktijk.
Tijdens een repetitie van hun
strijkkwartet op Hugo’s woonboot in Amsterdam werd het viertal het slachtoffer
van een gijzeling. Op deze thrillerachtige noot eindigde Kwartet, een psychologische roman met best wat toespelingen op de
teloorgang van sociaal-culturele verworvenheden. Die maatschappijkritiek laat
Anna Enquist (1945, Amsterdam) in het perfect afzonderlijk leesbare Want de avond achterwege. De focus ligt
volledig op hoe het de vier personages na het drama op de boot vergaat.
De klemtoon ligt weliswaar op Carolien en Jochem. Hij, een
vioolbouwer, stort zich op zijn werk en op de tot in het absurde doorgedreven
beveiliging van hun huis en zijn nieuwe atelier. Met lede ogen ziet Carolien
aan hoe hij ook haar tot actie wil aanzetten:
‘Hij zal me inlijven bij dat leger van alledag,
een brave soldaat van me maken die zonder protest meeloopt met de anderen,
voorwaarts, alsof het zin heeft ergens heen te marcheren’.
Maar zij slaagt er
niet eens in om weer cello te spelen, laat staan om haar werk als huisarts weer
op te pikken.
Uiteindelijk slaat ze voor haar
paranoïde, doordrammende echtgenoot op de vlucht door Hugo achterna te reizen
naar China, waar hij een brug probeert te slaan tussen westerse en oosterse
muziek. Aan zichzelf ontkomt ze er uiteraard niet. Bovendien belandt ze hard
met beide voeten op de grond na een hartstochtelijke verliefdheid die geen
toekomst heeft.
In de passages waarin Carolien haar
indrukken over China beschrijft, breekt deze roman over verlies, veerkracht en
vriendschap ietwat open, net als Carolien zelf. Door de band genomen blijven
zij en Jochem immers vaak hangen in introspectieve gedachten over hun verdriet
en woede om alles wat verloren is gegaan. ‘En ik dan, hoe zit het met mij?’,
vraagt Carolien zich bijvoorbeeld af. ‘Klem, ik zit klem tussen vroeger en nu,
of straks. Uit dat dilemma ben ik weggelopen en nu zit ik hier op een grijze
steen onder bomen waarvan ik de naam niet ken’. In hun talrijke zelfanalyses
hoor je nadrukkelijk de psychoanalytica die de schrijfster ook is.
De musicus in Anna Enquist is eveneens duidelijk aanwezig, maar
nergens wordt Want de avond zo
theoretisch als Contrapunt,
haar roman uit 2008, waarin de hoofdpersoon Bachs Goldbergvariaties instudeert,
omdat het virtuoze pianospel haar helpt om de dood van haar dochter een plaats
te geven – in 2001, op haar zevenentwintigste, werd Anna Enquists eigen dochter
op de fiets in Amsterdam het slachtoffer van een dodehoekongeval.
Carolien, Jochem, Hugo en Heleen hebben in Want de avond alle vier moeite om hun ontwrichte levens verder te
zetten. Daar komt nog bij dat ze ook elkaar zijn kwijtgeraakt. Aan het eind,
wanneer de avond valt na een loodzware dag, zal blijken of de uiteen gespeelde
kwartetleden elkaar al dan niet terugvinden.
Anna
Enquist: Want de avond. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2018. 253 p. ISBN
9789029525695. Distributie L&M Books
Meer over het werk van Anna Enquist lees je hier
deze pagina printen of opslaan