Voor haar jongste dichtbundel heeft de Afrikaanse
dichteres Marlene van Niekerk zich laten inspireren door schilders van de Lage
Landen. Zowel Adriaen Coorte (17de eeuw) als Jan Mankes (begin 20ste
eeuw) zijn schilders van de miniatuur en het detaillistische tafereel, op het
hyperrealisme af. De eerste is bekend van zijn unieke stillevens met fruit en
vruchten; zijn werk vormde eerder ook al de inspiratie voor poëzie van onder
meer Hans Faverey en Rutger Kopland. Mankes is minder bekend, maar hij heeft
een intrigerend oeuvre nagelaten van portretten van mensen (vaak zelfportretten),
flessen en dieren, vooral vogels.
Precies die aandacht voor de nauwgezette observatie van het
dagelijkse, maar tegelijk de zoektocht van beide schilders naar een vorm van
diepere eeuwigheid door hun portrettering is wat Van Niekerk als auteur intens
boeit. Die fascinatie resulteert in twee afdelingen waarin telkens een van
beide schilders centraal staat: na een afdruk van de betreffende illustratie
volgt de poëtische tekst in het Afrikaans en in Nederlandse vertaling.
In Coorte herkent Van
Niekerk een ‘gezant van de mispels’. Die kwalificatie verwijst naar het
observatietalent van de natuurschilder maar ook naar de psychologische
belangstelling van de dichteres. In haar gedichten beperkt zij zich immers niet
tot een beschrijving van het waargenomene, maar gaat zij aan het denken over
wat de schilder heeft bezield. Dat resulteert in overpeinzingen en vragen naar
de diepere betekenis van de voorstelling en de werkelijkheid, naar wat Coorte
met zijn werk precies nastreefde. Typerend is in dit opzicht hoe de schilder
systematisch rechtstreeks wordt aangesproken om dat menselijke contact, over de
eeuwen heen, te onderstrepen. De historische figuur wordt zo ook een projectie
van de hedendaagse kijker/schrijver. Het slotgedicht verwijst overigens naar
een schilder-naamgenoot van Van Niekerk die in Stellenbosch werkzaam was.
De gedichten
over het werk van Mankes focussen meer op de concrete voorstellingen, maar ook
hier is de figuur van de schilder daarbij nooit ver weg. Elk voorwerp kan
immers, aldus de dichter, gelden als een volwaardig ‘zelfportret’. Opnieuw
wordt in het slotgedicht die kennismaking met de biografische figuur achter het
werk tot een hoogtepunt gevoerd. Ondertussen zijn diverse objecten en dieren de
revue gepasseerd. Telkens combineert Van Niekerk de visuele voorstelling met
een soort van symbolische lectuur, door ze te interpreteren als existentiële
tekens. Vooral de spanning van leven en verstarring – eigen aan het genre van
het picturale stilleven – blijft haar eindeloos fascineren. Het geportretteerde
wordt zo opgenomen in een temporeel verhaal van verleden en bestemming. Van
Niekerk is inderdaad een meester in de verbinding van concrete details met meer
abstracte, soms filosofische overpeinzingen en vragen. Ook in haar jongste
bundel biedt ze van dat project intrigerende voorbeelden.
Marlene van Niekerk: In de stille achterkamer, Querido, Amsterdam 2018, 123 p. ISBN 9789021409689. Meertalig. Vertaling van In die
stille agterkamer / Gesant van die mispels door Henda Strydom. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan