Luuk Gruwez is bij uitstek de dichter van de
menselijke kwetsbaarheid. Dat bewijst hij opnieuw op grandioze wijze in zijn
jongste bundel, Bakermat.
De titel
verwijst, met een bijzonder fraai woord, naar de oorsprong van de mens, de
plaats waar hij eertijds gebakerd werd. Voor de romanticus die Gruwez is,
speelt die familiale en geografische afstamming inderdaad doorlopend mee in
zijn werk. De auteur heeft met veel zin voor humor maar ook met veel liefde het
West-Vlaamse milieu opgeroepen waarin hij is opgegroeid. Tegelijk krijgt die
verdroomde oorsprong steevast ook de trekken van een soort van verloren
paradijs. In die zin is de bakermat altijd al een product van de verbeelding,
gekleurd door wat het latere leven in petto heeft. Voortdurend balanceert de
dichter daarbij op de tegenstelling tussen de werkelijkheid en de droom, de
banaliteit en het verlangen naar unieke, haast sublieme ervaringen.
Die facetten komen op
indrukwekkende wijze aan bod in de openingsreeks ‘Limbus’. Hier kijkt de
dichter terug op zijn eigen bestaan, letterlijk tot in de moederschoot voor de
geboorte (ook een ‘bakermat’). Dat zijn moeder een christelijke voornaam droeg
en dat de bevalling plaatsvond in een ziekenhuis dat ‘Maria’s voorzienigheid’
heette zorgt voor een aanvullende kleuring. De zwangere Maria roept haast
vanzelfsprekend de legendarische moeder van Jezus uit de Bijbel op, en
complementair daarmee wordt de boreling met de grootste verwachtingen
overladen. Opgroeien betekent daardoor het cultiveren van kinderlijke
almachtfantasieën, maar tegelijk ook noodgedwongen het leren afstand doen
daarvan. Die uitvergroting van het ik gaat bijgevolg gepaard met een
verkleining daarvan, als gevolg van de confrontatie met de beperkingen die de
realiteit aan de mens oplegt. Dat leidt tot een deels ontnuchterende bezinning,
maar ook tot een ironisch en speels perspectief op de mens en op zichzelf.
Luuk Gruwez
overdrijft en vertekent zijn ervaringen, maar net in die groteske en barok
aandoende maskerade legt hij tegelijk zijn meest kwetsbare ziel bloot. De
meeste gedichten spelen met die discrepantie tussen droom en werkelijkheid.
Opmerkelijk daarbij is niet alleen hoe Gruwez die illusies levensecht kan
schilderen – de lezer waant zich in een schilderij, een circus of een
theatervoorstelling – maar ook hoe hij de ontgoocheling tastbaar bij de lezer
maakt als de droom uit elkaar spat. Toch is dit allerminst pessimistische
poëzie. Integendeel, veel meer dan in zijn vroeger werk is er een houding van
levensaanvaarding, sterker nog, een hartstochtelijk omarmen van het tekort.
Niet het absolute, het volmaakte en het zekere verlenen aan het menselijk
bestaan zijn waarde, maar veeleer de barsten en onvolkomenheden.
Op sommige
ogenblikken resulteert die aandacht voor het kleine en het onbeholpene in
groteske verzen. Personages, vooral dan hun lichamelijke trekken, en anekdotes
worden uitvergroot en overdreven tot haast hilarische proporties, waardoor de
inherente tragiek (bijvoorbeeld een mislukte zelfmoordpoging) tot een soort van
slapstick verwordt. Het indrukwekkendst vind ik echter de portretten waarin het
empathische inlevingsvermogen van de dichter de bovenhand haalt en het
mededogen met de mens overweegt. De theatraliteit treedt dan grotendeels terug,
net zoals de pose van het ik, en in de plaats daarvan komt een intense
kwetsbaarheid.
Dat leidt tot een reeks
indrukwekkende vrouwenportretten, variërend van de vrouw van Stijn Streuvels
(de afwezige in zijn werk die hier eindelijk een plaats krijgt) of
gelegenheidsverzen voor de kroonprinses en Michelle Obama, tot fraaie gedichten
bij plastisch werk van Berlinde de Bruyckere en de Italiaanse schilder
Modigliani. Telkens zoekt de dichter hier achter de bekende voorstellingen de
innerlijkheid van zijn helden op, allerminst blind voor hun tekorten, maar
ongemeen mild. Dat de bundel besluit met een aantal gedichten over zijn
boezemvriend Eriek Verpale is een prachtig sluitstuk. De ambivalente, bijzonder
intense vriendschap van de twee auteurs wordt uit de doeken gedaan in een in
memoriam dat naast soortgelijke teksten van grote auteurs als Hugo Claus over
Pernath kan staan.
Bakermat confronteert de lezer
eens te meer met het universum, de verlangens en de obsessies die het
schrijverschap van Gruwez al decennialang schragen. Ze worden hier echter
uitgepuurd tot uitermate krachtige lyriek, waardoor deze bundel voor mij de
sterkste is sinds jaren. Gruwez is terug (voor zover hij ooit weggeweest is).
Luuk Gruwez:
Bakermat, De Arbeiderspers, Amsterdam 2018, 76 p. : ill. ISBN 9789029526388. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan