Odyssee
van nergens naar nergens
Tussen
de rotzooi in een oude woonkazerne in Charkiv, Oost-Oekraïne, ligt Herman met
zijn kleren aan te slapen, wanneer hij om vijf uur 's ochtends door
telefoongerinkel gewekt wordt. Het is Kotsja, om te melden dat Joera (Hermans
broer) het afgetrapt is en dat hij nu met de gebakken peren zit wat betreft het
tankstation. En of Herman kan langskomen om het uit te puzzelen? Met tegenzin
vat Herman de reis aan naar 'het wilde oosten'. Plichtsbesef – het gaat
tenslotte om zijn broer – doet hem terugkeren naar de plek waar hij geboren is
en die hij ontvlucht was.
Vorosjylovhrad, de derde roman van Serhi Zjadan (1974), de 'bard van Oost-Oekraïne',
is het relaas van de hallucinante odyssee van Herman (Zjadans alter ego) door
de Donbas, een desolate uithoek in het oosten van de Oekraïense staat. De charismatische
schrijver, geboren en opgegroeid in de regio, verwierf er in de jaren negentig
naam en faam met poëzie en proza en als voorman van een punkband. Hij was een
spilfiguur tijdens de Oranjerevolutie (2004-2005) en de Euromajdanprotesten
(2013-2014). Zjadan geeft de naargeestige sfeer in de Donbas filmisch weer, in
een directe stijl met flitsende dialogen, frappante metaforen en een vreemde
combinatie van mistige nostalgie en nuchtere ironie.
Hermans
reis oostwaarts begint troosteloos, een en al stof en vertwijfeling, en voert
langs betonnen bushokjes en vrachtwagens op weg naar het noorden. De
buschauffeur smokkelt een lading Chinese sportschoenen. Medepassagiers: vrouwen
in trainingsbroeken, met felle make-up en plaknagels, kinderen met knuppels en
boksbeugels, slapende dronkaards. Wanneer zijn reisdoel nadert, ziet Herman een
weidse zonovergoten vlakte met frisgroene maïsvelden opdoemen. Op een heuvel in
het hart van de Donbas, op enkele kilometers van zijn geboortestad, ligt
strategisch het tankstation van zijn broer.
De Donbas,
ooit het kloppende hart van de Sovjetindustrie: een migrantensamenleving
georganiseerd rond mijnbouw, zware industrie en grootschalige landbouw, is ook
het gebied waar tijdens een blitzkrieg in de Tweede Wereldoorlog meer dan
200.000 soldaten van het Rode Leger om het leven kwamen en 1300 tanks werden
vernietigd door de Duitsers. In de zwarte, vruchtbare aarde zijn nog steeds
tanks begraven, soms met verkoolde lichamen erin. Na de opheffing van de Sovjet-Unie
werd de Donbas opnieuw een conflictgebied. Zjadan vervlecht Hermans wedervaren
met de geschiedenis van dit ruige niemandsland tussen twee werelden, waar
roofkapitalisten, huurlingen, maffiosi en maïsbaronnen chaos scheppen en waar
willekeur ingekapseld zit in machtsstructuren, met aan het hoofd de oligarchen.
Kotsja, zijn broers kompaan, omhelst Herman uitvoerig.
De vreugde van het weerzien is groot. Ook mecanicien Sjoera is opgetogen met
Hermans komst. Die kent beiden sinds heugenis: Kotsja als eeuwige delinquent,
geweldenaar en dronkaard, Sjoera als gewezen superspits en vrouwenloper. De
mannen zijn onbehouwen maar joviaal en loyaal. Ze grijpen elkaar bij de lurven,
neuken lustig in het rond, smakken nu en dan iemand tegen het asfalt en nemen
zich voor hem de volgende keer de harses in te slaan. Toch gedragen ze zich als
puntje bij paaltje komt telkens weer vergevingsgezind: ze slaan het stof uit de
kleren van de neergeslagen persoon, kloppen hem bemoedigend op de schouders en
koesteren geen wrok. Werk, drank, sigaretten, drugs, vrouwen, voetbal en muziek
houden hen overeind. En verveling, wachten op dingen die niet komen.
Blijkt dat maïsbaronnen het tankstation willen kopen voor
vijftig ruggen en hen onder druk zetten om de deal te beklinken. Uit voorzorg
had Joera enkele jaren voordien het tankstation op naam van zijn broer laten
zetten. Joera is spoorloos, dus Herman is nu verantwoordelijk en zal de zaak
moeten uitklaren. Het makkelijkste is natuurlijk om alles te verkopen. Het
stadje is onveranderd gebleven sinds Herman er vertrok. De inwoners klampen
zich vast aan de leegte. Liever dat dan een stap te wijken. Herman denkt
weemoedig terug aan zijn jeugd, de lange bloedhete zomers, toen warme golven
drank door zijn hoofd rolden. Ook nu is het er bloedheet, iedere dag komt er
meer stof en zand bij. Herman besluit te blijven en mee te helpen in het
tankstation.
'U staat dus niet open voor een deal met
ons?' Groepjes mannen trachten Herman te intimideren. Ook de overheid moeit
zich met de zaak. Omdat hij het been stijf houdt, gaan de intimidaties over in
geweld. Voor Herman staat hier niet alleen het tankstation op het spel maar ook
zijn integriteit, zijn enige existentiële houvast in een wereld als deze. Hij
stopt zijn laatste spaarcenten in de zaak.
Je ziet het
stoffige landschap rond het tankstation zo voor je: de gloeiende, rode zon aan
de horizon boven de autoweg, het hete asfalt, de blauwe schemering. De lucht en
de aarde veranderen met Hermans stemming: 'Nu had de lucht een doodskleur, met
uitzichtloze schakeringen'. Zjadan gebruikt beelden die het rommelige, sleetse
en statische van de omgeving benadrukken: 'De Volkswagen schudt als een
conservenblikje dat met een stok wordt rondgeslagen'. Krakkemikkige Volga's,
legerbroeken, tattoo's en nepjuwelen kleuren het straatbeeld. Uit de autoboxen
weerklinkt Charlie Parkers saxofoon: 'een gouden vlam van devote woede'. Jazz
staat in de roman symbool voor vrijheid en anarchie. Zjadan bezingt de
anarchistische levenshouding als een manier om integer te blijven en zich toch
staande te houden te midden van willekeur.
Bont is de
stoet personages die Zjadan opvoert. In een hallucinante passage schildert hij
in detail de nachtelijke doortocht van honderden vluchtelingen tijdens een
onaards aandoende exodus. Majestueus beschreven is de voetbalmatch tussen een
allegaartje van top tot teen getatoeëerde jeugdvrienden van Herman (van
diepgelovigen en neonazi's tot communisten en hyperkapitalisten) en een bataljon
gewezen dwangarbeiders. Tijdens de nacht gebeuren er sinistere dingen: orgieën
van geweld en seks. Herman duikt met de ene na de andere vrouw in de koffer.
Seks is als eten, drinken en slapen voor hem. Zijn nieuwe leven is gericht op
overleven.
Wanneer het geweld escaleert moet Herman
onderduiken. Tijdens die nachtelijke tochten begint zijn werkelijke odyssee.
Hij gaat op zoek naar het doel van zijn existentie, naar 'zijn Vorosjylovhrad'.
Hij komt in het kielzog terecht van smokkelaars, vluchtelingen, zigeuners.
Altijd wordt iets in hem op de proef gesteld. Het is een duistere odyssee, in
leegte en doelloosheid, van nergens naar nergens, in verroeste vehikels, op
kapotte schoenen, verblind door de zon of omhuld door mist. In de wereld waarin
Herman zich beweegt, staan mensen centraal. Zij zijn op elkaar aangewezen, of
ze nu samen optrekken of tegenover elkaar komen te staan. Vrij van hedonisme,
narcisme, egocentrisme, zijn zij de werkelijke overlevers in de roman. In hun
gedrag schuilt aanvaarding van het lot en vertrouwen in de dag van morgen. De
uiteindelijke verliezers in dit verhaal zijn degenen die alles doen om erbij te
horen, zich uitsloven om in de smaak te vallen, bang zijn voor de mensen voor
wie ze werken.
De presbyter van een geloofsgemeenschap
raadt Herman aan om 'het leven bij de horens te vatten', in wat voor
omstandigheden dan ook. 'Oké, ze kunnen proberen jou te kopen. Maar niemand kan
je kopen als je dat zelf niet wil. Bied weerstand, geef niet toe aan je zwaktes.
Er is geen verlossing, hooguit berusting.'
Van aan de
rand van de westerse samenleving, zwalpend tussen nostalgie naar de zekerheden
van het Sovjetverleden, besef van een rauwe wereld overgeleverd aan kapitalisme
en hebzucht, en hunkering naar een toekomst vol mogelijkheden, reikt Zjadan ons
met Vorosjylovhrad een andere bril
aan. Hij romantiseert niets, toont een andere wereld, een ruwe samenleving,
waar de taal van de vuist, maar evengoed die van mededogen en loyauteit
gesproken wordt. Een wereld van jazz en anarchie.
Serhi
Zjadan: Vorosjylovhrad, De Geus, Amsterdam 2018, 376 p. Vertaling van
Vorošylovhrad door Tobias Wals. ISBN 9789044539844. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan